10 insPeCtie en onderhoud
10.1 algemeen
Na installatie dient u de werking van het apparaat te
inspecteren:
• S tel het apparaat in werking volgens de aanwijzingen in
de gebruiksaanwijzing en controleer of dit correct werkt.
• C ontroleer alle besturings en veiligheidselementen, hun
afstelling en hun werking.
10.2
Controlelijst van het in bedrijf stellen van
de installatie
Als controlelijst voor de handelingen tijdens de systeem-
inspectie, kunt u de rapportage voor inbedrijfstelling
achter in dit installatievoorschrift invullen na beëindiging
van de installatie. Voorzie deze controlelijst van datum en
firmastempel ter aftekening.
10.3 onderhoud
In het schema aan het einde van dit hoofdstuk worden de
essentiële, uit te voeren onderhoudswerkzaamheden aan
het zonnesysteem aangegeven.
geVaar!
Sluit de elektrische voeding af voordat
u de werkzaamheden aan het apparaat
uitvoert.
10.4 Boiler
• D e binnenkant van de boiler, van het tapwatervat,
behoeft geen speciale reiniging.
• O ntkalking kan indien nodig volgens een standaard
ontkalkingprocédé.
• V ervang versleten of beschadigde pakkingen.
• C ontroleer de water aansluitingen op lekkage, zowel
zonnesysteem zijdig als ook sanitairzijdig.
10.5 inspectie van het tapwaterveiligheidsventiel
De overloopleiding van het veiligheidsventiel moet altijd
geopend zijn.
• Controleer of het tapwaterveiligheidsventiel goed werkt.
Draai hiervoor de ontlastknop met de richting van de pijl
mee.
• Vervang het tapwaterveiligheidsventiel:
- als er geen water uitstroomt wanneer u het ventiel
opent.
- als het veiligheidsventiel niet meer waterdicht is.
oPMerking!
Door het periodiek bedienen en contro
leren van het veiligheidsventiel wordt de
kans op lekkage of vastzitten van de klep
verkleind of zelfs voorkomen.
let oP!
Door het bedienen van het veiligheids
ventiel komt er onder een hoge druk
water vrij. Voorkom waterschade.
10.6 Vervanging van de zonnesysteemvloeistof
Gebruik enkel de zonnesysteemvloeistof van AWB. Om
de juiste werking te garanderen is het niet toegestaan de
vloeistof met water of andere vloeistoffen te mengen.
De zonnesysteemvloeistof in het systeem dient elke 3 jaar
volledig vervangen te worden om de juiste kwaliteit en
werking van de vloeistof te kunnen blijven garanderen.
let oP!
De zonnesysteemvloeistof mag niet
geloosd worden in het riool. Deze dient
afgevoerd te worden naar de gemeente
lijke opvang en/of verwerkingspunten
van huishoudelijk afval.
10.6.1 de zonnesysteemvloeistof afvoeren
• Ontkoppel de aanvoer en retouraansluitingen van het
warmtecircuit (1) van de "zonnecollectorbuis 2 in 1"
(waardoor eventueel hete zonnesysteemvloeistof kan
ontsnappen).
• Sluit een slang (3) (ca. 1,5 m lengte) aan op de
vulaansluiting (2).
• Plaats het slanguiteinde (3) in een leegloopvat (4), dat is
berekend op de warmtevloeistof uit het warmtecircuit.
• Open de kraan van de vulaansluiting (2).
• Laat de zonnesysteemvloeistof volledig weglopen.
• Sluit de kraan van de vulaansluiting.
• Verwijder de slang van de vulaansluiting.
49