Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Overzicht: Inbedrijfstelling; Voorzorgsmaatregelen Bij De Inbedrijfstelling; Checklist Voor De Inbedrijfstelling; Checklist Tijdens Inbedrijfstelling - Daikin 2MXM-N9 Series Uitgebreide Handleiding Voor De Installateur

Inhoudsopgave

Advertenties

12.1

Overzicht: Inbedrijfstelling

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1
De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2
Het systeem testen.
12.2
Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50  uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de
compressor ontstaan.
OPMERKING
Werk de koelmiddelleiding van de unit ALTIJD volledig af
voordat u de unit gebruikt. Anders raakt de compressor
defect.
12.3

Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde
punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit
nadat u ze gesloten hebt.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt
worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch
geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan
volledig open.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
De
binnenunit
ontvangt
gebruikersinterface.
2(A)MXM40+50 + 2(A)MXF40+50
R32 Split-reeks
4P600463-3D – 2021.03
de
signalen
van
de
De
vermelde
kabels
doorverbindingskabel.
De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde
beveiligingen
zijn
geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
Controleer of de markeringen (kamer A~E) op de
bedrading
en
de
overeenkomen.
Controleer of de instelling voorrangskamer voor 2 of meer
kamers
is
ingesteld.
warmtapwatergenerator voor Multi of de Hybride voor
Multi niet als voorrangskamer mag worden geselecteerd.
12.4

Checklist tijdens inbedrijfstelling

Controleer de bedrading.
Ontluchten.

Proefdraaien.

12.5

Proefdraaien en testen

Voordat u begint met proefdraaien, meet de spanning aan
de primaire kant van de veiligheidsonderbreker.
De leidingen en de bedrading zijn in orde.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan
volledig open.
De initialisering van het Multi-systeem kan meerdere minuten duren,
afhankelijk van het aantal gebruikte binnenunits en opties.
12.5.1
Proefdraaien
Vereiste: De gegevens van de voeding MOETEN binnen het
opgegeven bereik vallen.
Vereiste: Proefdraaien is mogelijk in de stand koelen of verwarmen.
Vereiste: Proefdraaien moet worden uitgevoerd volgens de
instructies in de gebruiksaanwijzing van de binnenunit om te
controleren of alle functies en onderdelen goed werken.
1 In de koelstand, selecteer de laagst programmeerbare
temperatuur. In de verwarmingsstand, selecteer de hoogst
programmeerbare temperatuur.
2 Meet de temperatuur aan de inlaat en uitlaat van de binnenunit
nadat de unit een 20-tal minuten draait. Het verschil moet groter
dan 8°C (koelen) of 15°C (verwarmen) zijn.
3 Controleer eerst de werking van elke unit afzonderlijk, en
vervolgens ook de gelijktijdige werking van alle binnenunits.
Controleer zowel verwarmen als koelen.
4 Stel de temperatuur op een normaal niveau in wanneer het
proefdraaien beëindigd is. In de koelstand: 26~28°C, in de
verwarmingsstand: 20~24°C.
INFORMATIE
▪ Indien nodig kan proefdraaien worden gedeactiveerd.
▪ Nadat de unit is uitgeschakeld, kan ze pas na 3
minuten weer worden gestart.
▪ Tijdens het koelen kan er zich ijs vormen op de
gasafsluiter of op andere onderdelen. Dit is normaal.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Inbedrijfstelling
worden
gebruikt
voor
overeenkomstig
dit
document
leiding
voor
elke
binnenunit
Vergeet
niet
dat
de
de
27

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave