BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
Veiligheidsaanwijzingen
1
Installatie, instellingen en onderhoud
Let er voor uw eigen veiligheid op dat de installatie, de
instellingen en het onderhoud door een deskundige
installateur worden uitgevoerd. Deze is eveneens
verantwoordelijk voor de inspectie, het onderhoud, de
reparatie, de gas-instellingen en de juiste en veilige
werking van het toestel.
LET OP!
Het toestel mag voor
• de ingebruikneming
• testdoeleinden
• het continue gebruik
alleen met een gesloten kamerdeksel
en volledig gemonteerd en gesloten
lucht-rookgassysteem gebruikt worden.
2
Gaslucht
Handel alsvolgt bij het waarnemen van een gaslucht:
• gebruik geen licht- of andere elektrische schakelaars
• gebruik geen telefoon in de gevarenzone
• gebruik geen open vuur (bijv. aansteker of lucifer) en
rook niet
• draai onmiddellijk de gasstopkraan van het toestel en
hoofdgaskraan dicht
• open ramen en deuren
• waarschuw uw medebewoners en verlaat het pand
• waarschuw het energiebedrijf en/of uw installateur.
3
Veranderingen aan of in de nabijheid van
het toestel
Aan de navolgende zaken mogen beslist geen veranderin-
gen worden aangebracht:
• het toestel
• de leidingen voor gas, (condens)water, elektriciteit,
verbrandingslucht en verbrandingsgas
• het veiligheidsoverstortventiel en het expansievat
• ook bouwkundige aanpassingen die de bedrijfszeker-
heid van het toestel nadelig kunnen beïnvloeden mogen
niet worden toegepast.
4
AWB_ThermoMasterHRG_installatiev4 4
AWB_ThermoMasterHRG_installatiev4 4
4
Explosieve en licht ontvlambare stoffen
Gebruik of bewaar geen explosieve of lichtontvlambare
stoffen zoals benzine, verf en papier in de opstellings-
ruimte van het toestel.
5
Inbouw in kasten en dergelijke
Voor inbouw in kasten of nissen en dergelijke gelden aan-
vullende installatievoorschriften. Vraag uw installateur om
advies alvorens uw toestel te omkasten.
6
Bescherming tegen corrosie
Gebruik geen spuitbussen, chloorhoudende reinigings-
middelen, oplosmiddelen, verf, lijm, enz. in de omgeving
van uw toestel. Deze stoffen kunnen in ongunstige
omstandigheden tot een verhoogd risico op corrosie van
uw toestel en leidingen leiden.
7
Waterdruk controleren
Controleer regelmatig de waterdruk van de cv-installatie,
deze moet minimaal 100 kPa (1 bar) zijn. Het bijvullen van
de cv-installatie is afhankelijk van de situatie ter plaatse.
Vraag uw installateur om advies.
8
Noodstroomaggregaat
Bij de installatie is uw toestel met het elektriciteitsnet van
de woning verbonden. In het geval dat u, bij uitval van de
openbare elektriciteitsvoorziening, het toestel in bedrijf
wilt houden met behulp van een noodstroomaggregaat,
moet deze voldoen aan dezelfde eisen voor frequentie,
spanning en aarding als de openbare elektriciteitsvoor-
ziening. De capaciteit van het noodstroomaggregaat moet
minimaal overeenstemmen met het vermogen dat het
toestel opneemt.
Vraag uw installateur om advies.
9
Lekkage
Bij lekkage van de warmwaterleiding, die is verbonden
tussen het toestel en het tappunt, dient u onmiddellijk de
kraan van de inlaatcombinatie onder het toestel te sluiten.
Waarschuw uw installateur om de lekkage te verhelpen.
19-02-2007 10:04:20
19-02-2007 10:04:20