INBEDRIJFNEMING
43 Vullen van het watercircuit
Open de inlaatcombinatie in de sanitar koudwaterleiding
naar de ketel volledig. De doorstroomhoeveelheid van
het water wordt tot een maximum beperkt (6,5 liter/min
HR 22G) (7,5 liter/min HR 30G) door een doorstroom-
begrenzer die in de ketel geplaatst is in de koudwater-
toevoer (zie fi guur 19, pagina 29).
44 Vullen van het verwarmingscircuit
• Plaats de stekker in het stopcontact en vul de installatie.
• Ontlucht het met een ontluchter in de installatie.
Controleer of de automatische ontluchter op de ketel
goed werkt (zie fi guur 23) en of de zwarte dop los is
bevestigd om de lucht te kunnen laten ontsnappen.
• Breng het systeem op druk totdat er een druk tussen
1,5 en 2,0 bar in het digitale display wordt weergegeven
(zie fi guur 5, pagina 22).
• Controleer de wateraansluitingen van het verwarmings-
systeem en de ketel.
automatische
ontluchter
Figuur 23.
45 Voorbereiden van het ontsteken
Controleer alle gasaansluitingen en ontlucht de gastoevoer.
46 De eerste maal ontsteken
De ontstekingsprocedure van de ketel is volledig
geautomatiseerd.
• Controleer of de regelinrichting om warmte vraagt.
• De ventilator start en na een paar seconden begint de
ontsteking. Als de brander niet wordt ontstoken, stopt
de ventilator. Dit kan aanvankelijk komen door lucht in
de gastoevoer. De ketel probeert drie maal te ontsteken.
• Bedien de resetschakelaar waarna de ketel weer wordt
gestart.
Nadat de brander is ontstoken, zal de ketel eerst de
secundaire warmtewisselaar voor warm water verwarmen.
Na een korte periode schakelt de driewegklep over op de
centrale verwarmingsstand.
32
AWB_ThermoMasterHRG_installatiev32 32
AWB_ThermoMasterHRG_installatiev32 32
dop
pomp
De ketel blijft verwarmen in centrale verwarmingsstand
totdat de ingestelde temperatuur in de ruimte waar de
kamerthermostaat hangt is bereikt.
Voor de HR 30G geldt: na de eerste opstart verandert de
ontstekingsvolgorde.
Na 1 minuut stabilisatietijd schakelt de ketel door naar
de maximale verwarmingsstand in plaats van direct voluit
te gaan branden (zoals bij de HR 22G). Deze optie kan
worden aangepast voor de vereisten van kleine systemen.
47 Gasdruk
De gasklep is in de fabriek afgesteld op verbranding van
aardgas.
• Controleer of de toevoerdruk juist is wanneer de ketel
voluit brandt.
Voor aardgas dient dit 25 mBar te zijn. Dit kan worden
bereikt door enkele warmwaterkranen open te zetten en
de gastoevoerdruk te controleren bij het testpunt van de
gasklep, dat wordt afgebeeld in fi guur 24.
• Draai de kranen dicht en ontkoppel de drukmeter.
OPMERKING!
De branderdruk kan niet worden
gemeten omdat de druk hier wordt
aangepast door de zuiging van de
ventilator en wordt afgestemd op
de vraag.
Controle vindt plaats d.m.v.
CO ² -meting.
Zie 'Verbrandingscontrole' op
pagina 36.
gasregel-
klep
elektriciteits-
stekker
druk-
testpunt
Figuur 24.
19-02-2007 10:05:51
19-02-2007 10:05:51