106
Instrumenten en bedieningsorganen
● Wanneer u met aangetrokken
handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer u een geprogram‐
meerde snelheid overschrijdt.
● Er verschijnt een waarschu‐
wingstekst of waarschuwings‐
code op het Driver Information
Centre.
● Wanneer de parkeerhulp een
obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐
sel.
● Als het roetfilter de maximale
verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐
ting.
Tijdens een Autostop
● Als het bestuurdersportier
geopend is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐
sche verbruikers uit die niet nodig
zijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen
nadat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Tripcomputer
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel 3 96.
Druk op MENU om Informatiemenu
dagteller/brandst. te selecteren of
selecteer W op het Uplevel-Combi-
display.