15.0 AFSTELLING ZAAISPLEETOPENING
Indien de zaadopbrengst niet juist is als opgegeven in de tabel kan het zijn dat de
zaaispleetopening moet worden bijgesteld.
Dit gaat als volgt: (zie fig. 9)
1. Los alle contramoeren 3
2. Stel bout 4 zo af dat een voelermaat van 0.3mm (0.012") net tussen de rol 1 en
afstelplaat 2 kan worden geschoven.
3. Ga alle bouten 4 na en kalibreer de spleetopening tussen rol 1 en afstelplaat 2 over
de gehele breedte van de machine af op 0.3mm (0.012").
4. Draai rol 1 een halve slag rond en meet de spleetopening.
Indien nodig stel deze bij naar 0.3mm (0.012") door bout 4 in of uit te draaien.
5. Draai de contramoeren 3 vast.
@ De spleetopening dient over de gehele breedte van de rol gelijk te zijn.
@ De spleetopening moet dezelfde grootte hebben als van het kleinste zaaddeel;
standaard staat deze opening afgesteld op 0.3mm.
15.1 AFSTELLING AFSCHRAPER ZAADBAK
Indien de zaaibak zaad morst is het mogelijk dat de afschraper onjuist staat afgesteld.
Om deze af te stellen ga als volgt te werk (zie fig. 9)
1. Los bouten en moeren 6
2. Verschuif afschraper 5 omhoog of naar beneden tot de juiste instelling is bereikt.
3. Draai bouten en moeren 6 weer vast.
@ De afstand tussen rol 1 en afschraper 5 is standaard afgesteld op 0.8mm en dient
over de gehele breedte van de rol hetzelfde afgesteld te zijn.
Fig. 9
16