voor een omleiding langs de afsluitklep in het
verdeelstuk van de vierwielaandrijving. Daartoe
moet u een slangset (slang onderdeelnr.
95-8843, koppeling nr. 95-0985 [aantal. 2], en
hydraulische aansluiting nr. 340-77 [aantal 2])
aansluiten op de poort om de druk in de tractie
voor de achteruitstand te testen (Figuur 32) en
de poort om de druk in de vierwielaandrijving
in de achteruitstand te testen (Figuur 33).
Figuur 32
1. Poort om de druk in de tractie voor de achteruitstand te
testen.
Figuur 33
1. Poort om de druk in de vierwielaandrijving voor de
achteruitstand te testen
Opkrikpunten
Er zitten opkrikpunten aan de voorzijde en de
achterzijde van de machine.
• Op het frame aan de binnenzijde van elke
• In het midden van de achteras
Bevestigingspunten
Er zitten bevestigingspunten op de voorzijde,
achterzijde en zijkanten van de machine.
• Op beide zijden van het frame bij de hefarmen van
de zijmaaidekken
• Midden voor op het bestuurdersplatform
• De achterbumper
Gebruikseigenschappen
Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze
machine een hydrostatische transmissie heeft en de
eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel
gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet
letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het
maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het
motortoerental, de belasting van de maaimessen of
andere onderdelen van werktuigen en het belang van
de remmen.
Om ervoor te zorgen dat er tijdens het gebruik steeds
voldoende vermogen voor de tractie-eenheid is, moet
u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental
hoog en enigszins constant houden. Een uitstekende
regel daarvoor is de rijsnelheid verminderen als de
maaimessen zwaarder wordt belast, en verhogen als de
maaimessen minder wordt belast.
Daarom moet u het tractiepedaal naar achteren laten
bewegen als het motortoerental afneemt, en het pedaal
langzaam intrappen als het toerental stijgt. Als u
echter zonder belasting en met opgeheven maaidek
van het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet
u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal
langzaam maar volledig intrappen om de maximum
rijsnelheid te bereiken.
De stromingsverdeler verbetert de prestaties van de
tractieaandrijving in moeilijke omstandigheden. De
stromingsverdeler mag uitsluitend worden gebruikt
in het lage toerentalbereik. Als u een terrein nadert
waar de wielen hun grip kunnen verliezen, moet u de
schakelaar van de stromingsverdeler ingedrukt houden
totdat u dit terrein geheel bent gepasseerd. Al een wiel
grip verliest als u een heuvelopwaarts rijdt of op een
helling keert of een bocht maakt, moet u de schakelaar
van de stromingsverdeler indrukken en langzaam
het gebied verlaten. Als zowel een voorwiel als een
achterwiel grip verliest, kunt u met behulp van de
stuurrem de koppel overbrengen van de ronddraaiende
wielen op het andere voorwiel.
De remmen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning
bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te
werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of
33