158
Rijden en bediening
U kunt de ESC weer activeren door
nogmaals op t te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw
geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het
Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Systeem voor
gecontroleerde afdaling
Dankzij het systeem voor gecontro‐
leerde afdaling (DCS) rijdt de auto
met een lage snelheid zonder het
rempedaal te hoeven bedienen. Na
het activeren van het systeem zal de
auto automatisch vertragen tot een
lage snelheid en die snelheid
aanhouden. Er kunnen geluiden of
trillingen van het remsysteem merk‐
baar zijn wanneer het systeem inge‐
schakeld is.
Voorzichtig
Alleen gebruiken bij het steil afda‐
len op terrein. Niet gebruiken op
normale typen wegdek. Bij onno‐
dig gebruik van de functie DCS,
zoals bij het rijden op normale
wegen, kan het remsysteem
beschadigd raken en de ESC-
functie niet meer werken.
Activeren
Bij snelheden lager dan ca. 40 km/h
op u drukken. Het groene controle‐
lampje u knippert op de instrumen‐
tengroep, ter indicatie dat DCS werkt.
DCS werkt niet bij snelheden hoger
dan 50 km/h, zelfs niet als de knop
ingedrukt is.
Deactiveren
Toets u nogmaals indrukken. Het
groene controlelampje u dooft. Het
systeem kan ook worden uitgescha‐
keld door het rempedaal of het gaspe‐
daal in te trappen.
Storing
Als het groene controlelampje u na
bediening van de knop niet gaat bran‐
den of knippert, vertoont het systeem
een storing.
Roep de hulp van een werkplaats in.
Controlelampjes DSC u 3 97.