122
Verlichting
Duw tegen de hendel om van dimlicht
op groot licht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het groot licht
uit te schakelen.
Grootlicht-assistent 3 124.
Grootlicht-assistent
Deze functie maakt dat het groot licht
's avonds en wanneer u sneller rijdt
dan 40 km/h als hoofdrijverlichting te
gebruiken is.
Het systeem schakelt automatisch
naar dimlicht wanneer:
● De camera of een sensor in de
voorruit de lampen van tegen- of
voorliggers detecteert.
● De rijsnelheid daalt tot onder
20 km/h.
● Het mistig is of sneeuwt.
● In stadsverkeer wordt gereden.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Activeren
U activeert de grootlicht-assistent
door de richtingaanwijzerhendel
tweemaal in te drukken. Het groot
licht wordt automatisch ingeschakeld
bij snelheden hoger dan 40 km/h.
Het groene controlelampje f brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; de blauwe lamp 7 brandt bij inge‐
schakeld groot licht.
Controlelampje f 3 99.
Deactiveren
Druk eenmaal op de keuzehendel. De
functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor
inschakelt.
Wanneer een lichtsignaal wordt
gegeven als het groot licht aanstaat,
wordt de grootlicht-assistent gedeac‐
tiveerd.
Wanneer een lichtsignaal wordt
gegeven als het groot licht uitstaat,
blijft de grootlicht-assistent geacti‐
veerd.
De laatste instelling van de grootlicht-
assistent blijft gehandhaafd wanneer
het contact weer wordt ingeschakeld.
Lichtsignaal
Trek aan de hendel om de lichtsigna‐
len te activeren.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het groot licht uit.
AFL-led-koplampen 3 124.