Uitvoeringen met een
informatiedisplay
Bovendien verschijnt een
waarschuwingsbericht op het display.
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende controlelampen en indicatoren
kort branden ter bevestiging dat het
systeem operationeel is.
•
Controlelamp ABS
•
Controlelamp airbag
•
Controlelamp remsysteem
•
Controlelamp portier niet goed
gesloten
•
Controlelamp motor
•
Controlelamp 'Vorst'
•
Controlelamp laadstroom
•
Controlelamp oliedruk
•
Controlelamp stuurbekrachtiging
•
Controlelamp aandrijflijn.
•
Controlelamp stabiliteitsregeling (ESP)
Wanneer een controlelamp of indicator
bij het aanzetten van het contact niet gaat
branden, duidt dit op een storing. Laat het
systeem zo snel mogelijk controleren.
Instrumenten
Controlelamp ABS
lamp tijdens het rijden gaat branden, duidt
dit op een storing. De remmen blijven
normaal werken (zonder ABS) maar laat
deze storing zo spoedig mogelijk
controleren.
Controlelamp airbag
op een storing. Laat deze storing zo
spoedig mogelijk controleren.
Controlelamp remsysteem
abrupt in.
Wanneer de controlelamp van het
remsysteem tijdens het rijden gaat
branden, duidt dit op een storing in één
van beide remcircuits. Controleer het
remvloeistofniveau. Zie Onderhoud
(bladzijde 102).
51
De controlelamp van het ABS
knippert wanneer het systeem
is geactiveerd. Wanneer de
Wanneer de controlelamp van
de airbag tijdens het rijden gaat
branden of knipperen, duidt dit
WAARSCHUWING
Minder geleidelijk snelheid. Druk het
rempedaal bijzonder voorzichtig in.
Druk het rempedaal vooral niet
De controlelamp remsysteem
blijft branden tot u het
rempedaal laat opkomen.
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.