Montage
7.7
Apparaat op de netvoeding
NL
aansluiten
Doel van de netwerkverbinding
Met de netwerkverbinding worden gegevens of
stuursignalen tussen het apparaat en een op een
computer geïnstalleerde software uitgewisseld,
om bijv. :
– Parameters weer te geven
– Bedrijfsmodi selecteren
– Meldingen en foutsituaties te signaleren
– Instellingen van het apparaat te wijzigen
– Testfuncties te activeren
– Gegevens voor het archiveren over te dragen
– Documenten voor de apparaten beschikbaar
te maken
Het apparaat kan met een netwerkkabel of via
WLAN met het netwerk worden verbonden.
Voor informatie over de aansluiting via
WLAN, zie "WLAN op het apparaat instel-
len".
Apparaten veilig aansluiten
Bij het onderling op elkaar aansluiten van meer-
dere apparaten of het aansluiten van het appa-
raat op delen van installaties kunnen gevaren
ontstaan (bijv. door lekstromen).
Apparaten alleen aansluiten wanneer er geen
❯
gevaar voor de gebruiker noch de omgeving
bestaat.
Sluit apparaten alleen aan wanneer de omge-
❯
ving hierdoor niet wordt beïnvloed.
Laat, wanneer een gevaarvrije koppeling niet
❯
uit de specificaties van het apparaat blijkt, de
veiligheid door een deskundige (bijv. de betrok-
ken fabrikant) vaststellen.
Sluit alleen apparaten aan (bijv. computer,
❯
monitor, printer), die ten minste aan de norm
IEC 60950‑1 (EN 60950‑1) voldoen.
22
Apparaat met netwerkkabel aansluiten
Meegeleverde netwerkkabel in netwerkaanslui-
❯
ting van het apparaat steken.
9000-608-160/14 2107V004