INSTALLATIE
toestand zoals die in de fabriek is afgeregeld (zie hoofdstuk
"Technische parameters" aan het einde van de handleiding).
Deze vuldruk kan bij de inbedrijfstelling aangepast worden voor
het geval de statische belasting hoger is. Het is aan te bevelen
in het onderste punt van de installatie een aftapkraan aan te
brengen.
Als er thermostatische kranen worden gebruikt, dan mogen
niet alle radiatoren ermee worden uitgerust. Ze mogen alleen in
lokalen geplaatst worden waaraan veel warmte wordt toegevoerd
en nooit in het lokaal waar de kamerthermostaat zich bevindt.
• Bij een oude installatie moeten de radiatorkringen in elk geval
gespoeld worden vooraleer de nieuwe ketel te installeren.
• Als de verwarmingsketel niet onmiddellijk geplaatst wordt,
bescherm dan de verschillende aansluitingen om te vermijden
dat gips en verf de dichtheid van de latere aansluiting in het
gedrang brengen.
6.3
Afmetingen
1 3 0
7 4 0
6.4
Montage
• Vergewis u ervan dat de materialen die u gebruikt voor de
verwezenlijking van de installatie verenigbaar zijn met die van
het toestel.
• Bepaal de plaats van de montage. We verwijzen hiervoor naar
het hoofdstuk "Keuze van de opstellingsplaats".
De mechanische karakteristieken van de pluggen moeten
NL
overeenkomen met de gegeven waarden op de tekening
hieronder. (Zie hoofdstuk "Technische gegevens" aan het eind
van de handleiding).
- 12 -
4 1 8
3 4 4
65
58
• Boor de gaten voor de bevestigingsschroeven volgens het
boorsjabloon die met het toestel is meegeleverd.
2
1
Legenda
1
Ketel
2
Bevestigingsprofi el
3
Sjabloon
• Plaats de ketel op het bevestigingsprofi el.
• Plaats de dichtingen op de verschillende aansluitingen.
=320=
Ø105
65
58
3
0020109430_06 - 06/13 - Bulex