Algemene veiligheidsinformatie
2.5
Veiligheidsinstructies onderhoud, instandhouding en
verhelpen van storingen
Het bedieningspersoneel moet vóór het begin van de uitvoering van
speciale en instandhoudingswerkzaamheden worden geïnformeerd.
Voorgeschreven of in de gebruiksaanwijzing vermelde intervallen voor
periodiek uit te voeren keuringen/inspecties moeten worden
nageleefd.
De instandhoudingszone moet, indien noodzakelijk, royaal beveiligd
worden!
In principe vóór alle onderhoudswerkzaamheden het apparaat
• gelost,
• uitschakelen aan de AAN/UIT-schakelaar,
• accu uit de basiseenheid trekken.
Alle onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden zijn alleen bij
gedemonteerde accu toegelaten. Handmatige ingrepen bij een
apparaat dat in werking is, kunnen ernstige ongevallen veroorzaken en
zijn daarom verboden. Wanneer het inschakelen van het apparaat
gedurende zulke werkzaamheden vereist is, dan mag dit alleen
rekening houdend met de bijzondere veiligheidsmaatregelen
gebeuren.
Meer instructies over het onderhoud / onderhoudsintervallen /
reparatie vindt u in het hoofdstuk Onderhoud.
Verhelp storingen die de veiligheid verminderen, onmiddellijk.
Voor het uitvoeren van onderhouds- en
instandhoudingswerkzaamheden is een voor de werkzaamheden
geschikte werkplaatsuitrusting beslist noodzakelijk. Bij
onderhoudswerkzaamheden op grote hoogte moet een valbeveiliging
worden gedragen! Alle handgrepen, leuningen en de werkomgeving vrij
houden van vervuiling.
Het apparaat, en in dit geval vooral aansluitingen en
schroefverbindingen, moet aan het begin van onderhoud/reparatie van
olie, bedrijfsstoffen, vervuilingen en verzorgingsmiddelen worden
gereinigd. Er mogen geen agressieve reinigingsmiddelen gebruikt
worden. Bij onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden moeten
losgedraaide boutverbindingen altijd met de noodzakelijke
momenten weer vastgedraaid worden!
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
18 / 120
BL164 NL Uitgave 07/2017