Commandonaam
Afkorting
DISPLAY
DISP
DWAIT
DW
ECHO
E
EPATH
EPATH
FLOVER
FL
FLOW
F
FRACK
FR
FULLDUP
FU
GBAUD
GB
GPSFILT1
GPSFILT1
GPSFILT2
GPSFILT2
GPSFILT3
GPSFILT3
GPSFILT4
GPSFILT4
GPSSEND
GPSS
GPSTEXT
GPST
HBAUD
HB
HEALLED
HEAL
HID
HI
ID
I
KISS
KISS
LOCATION
LOC
LPATH
LPA
Beschrijving
Hiermee kan de TNC de huidige status van alle commando's
weergeven. U kunt ook een klasse-identifi catie A, C, H, I,
L, M of T aangeven als u de status van enkel de gewenste
commandoklasse wilt laten weergeven. Voer een spatie in
tussen de commandonaam en een klasse-identifi catie. bijv.
DISPLAY H.
A (ASYNC): RS-232C poortparameters
C (CHAR): Speciale TNC tekens
H (HEALTH): Tellerparameters
I (ID): ID-parameters
L (LINK): TNC-naar-TNC linkstatus
M (MONITOR): Controleparameters
T (TIMING): Timingparameters
Hiermee wordt de tijd vanaf wanneer de verbinding verbroken
is tot het zenden bepaald. De eenheid van de parameter is 10
milliseconden.
Als hij aanstaat, zendt de TNC ontvangen tekens door naar de
computer.
Hiermee worden de roepnamen van een digitale repeater
bepaald als de UISSID parameter in een ontvangen packet 10
of 14 is.
Hiermee wordt de vertraging bepaald tussen het volraken
van het buffergeheugen van de TNC en het legen van het
buffergeheugen van de TNC. De eenheid van de parameter is 1
minuut.
Als hij aanstaat en u slaat een toets aan, stopt de computer met
het weergeven van de ontvangen pakketten.
Hiermee wordt de tijd tussen het verzenden en het nogmaals
proberen te verzenden bepaald. De eenheid van de parameter
is 1 seconde.
Als hij aanstaat, kan de TNC in volledige duplex functioneren.
Als hij uitstaat, kan hij met behulp van verbindingsdetectie-
signalen pakketbotsing voorkomen.
Hiermee wordt 2400, 4800 of 9600 bps geselecteerd als
overdrachtssnelheid tussen de TNC en de GPS ontvanger.
Filterinstelling van de GPS-ingangsdata.
Filterinstelling van de GPS-ingangsdata.
Filterinstelling van de GPS-ingangsdata.
Filterinstelling van de GPS-ingangsdata.
Hiermee wordt de inhoud van de data die naar de GPS
ontvanger gaat, bepaald. Deze data wordt gebruikt om de
standaard instellingen van de ontvanger te programmeren. De
uitgangdata wordt niet in het geheugen opgeslagen.
Hiermee wordt het soort bericht bepaald door LTEXT.
Hiermee wordt 1200 of 9600 bps geselecteerd als
overdrachtssnelheid tussen pakketstations.
Hiermee wordt bepaald of de normale werking van de ROM
gecontroleerd wordt. Als hij aanstaat en als de werking normaal
is, gaan "STA" en "CON" afwisselend knipperen.
Als hij aanstaat, verzendt de TNC na digitale versterking elke 9,5
minuten een ID-pakket.
Hiermee verzendt de TNC een ID-pakket.
Bij ON, veroorzaakt het invoeren van een RESTART-commando
ervoor dat de TNC in (of uit) KISS-modus gaat.
Als hij op EVERY is ingesteld, wordt de GPS data steeds om
de ingestelde tijd (n) verzonden. Als hij op AFTER is ingesteld,
wordt de GPS data slechts één maal na de ingestelde tijd (n)
verzonden. De eenheid van n is 10 seconden.
Hiermee worden de roepnamen voor het verzenden van GPS
data bepaald. Call1 is het roepnaam van de bestemming. Call2
t/m call8 zijn roepnamen van stations die als digitale repeater
moeten dienen.
PACKET – 3
Parameter
Standaard
−
−
0 ~ 250
30
ON/ OFF
ON
Call1, ... call7
−
0 ~ 120
0
ON/ OFF
ON
0 ~ 15
3
ON/ OFF
OFF
2400/ 4800/ 9600
4800
0 ~ 6 tekens
−
0 ~ 6 tekens
−
0 ~ 6 tekens
−
0 ~ 6 tekens
−
0 ~ 32 tekens
−
(aanbevolen)
0 ~ 6 tekens
$PNTS
1200/ 9600
1200
ON/ OFF
OFF
ON/ OFF
ON
−
−
ON/ OFF
OFF
EVERY/ AFTER n
EVERY 0
(n = 0 ~ 250)
Call1 (VIA call2,
GPS
call3, ... call8)