Bediening
Veiligheid vóór alles!
Lees alle veiligheidsinstructies aandachtig door en
bekijk de symbolen onder het hoofdstuk veiligheid.
Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huis-
dieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen.
Bedieningsorganen
Alvorens de motor te starten en met de machine te
werken, dient men zich vertrouwd te maken met alle
bedieningsorganen (Afb. 1).
13
10
11
7
12
8
14
Afbeelding 1
1.
Stuurwiel
2.
Contactslot
3.
Rempedaal
4.
Parkeerremhendel
5.
Tractiepedaal
6.
Smoorklep
7.
Chokeklep
8.
Krachtafnemer (PTO)
9.
Kruissnelheidregelhefboom
10.
Indicatorcontrolemodule/uurmeter
11.
Hulpwerktuighefboom
12.
Stuurwielkantelhefboom
13.
Motorkapopening
14.
Hoogte-instelknop
10
Parkeerrem
Wanneer de contactsleutel in de "RUN" of "LIGHTS"
stand staat en de parkeerrem wordt aangetrokken,
wordt de indicatormodule verlicht.
Bedienen van de parkeerrem
1. Koppeling-/rempedaal (Afb. 2) indrukken en inge-
drukt houden.
2. Parkeerremhendel (Afb. 2) opheffen en gelijdelijk
zijn voet van de koppeling-/rempedaal afnemen.
De koppeling-/rempedaal moet in zijn ingedrukte
(vergrendelde) stand blijven staan.
1
Loszetten van de parkeerrem
1. Koppeling-/rempedaal (Afb. 2) indrukken. De par-
6
keerremvergrendeling moet nu losgezet worden.
9
2
3
2. Koppeling-/rempedaal langzaam laten opkomen.
5
4
1.
Afbeelding 2
Koppeling-/rempedaal
2.
1
2
Parkeerremhendel