Rem
Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u de machine
heeft stilgezet of onbeheerd laat. Als de parkeerrem
niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld.
Controle van de rem
1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak,
schakel de krachtafnemer (PTO) uit, trek de par-
keerrem aan en draai de contactsleutel naar "OFF"
om de motor af te zetten. Verwijder de sleutel.
2. De achterwielen moeten blokkeren wanneer u de
tractor voorwaarts probeert te duwen. Er is
bijstelling vereist als de wielen draaien en niet ver-
grendelen: zie de sectie bijstelling van de rem.
3. Ontspan de rem en zet de aandrijfregelingskabel in
de "PUSH" stand: zie de sectie het duwen van de
machine d.m.v. handkracht. De wielen behoren nu
vrijelijk te draaien.
4. Indien aan beide voorwaarden wordt voldaan is
bijstelling overbodig.
BELANGRIJK:
automatisch naar de "OPERATE" stand wan-
neer de rem wordt gebruikt.
De aandrijfregeling gaat
Bijstelling van de rem
De remhefboom bevindt zich bovenop de achterbrug
(Afb. 26). Als de parkeerrem niet naar behoren werkt
dient hij te worden bijgesteld.
1. Controleer de rem alvorens hem bij te stellen: zie
de sectie controle van de rem.
2. Ontspan de parkeerrem: zie de sectie het ontspan-
nen van de parkeerrem.
3. Om de rem bij te stellen dienen de spie en de ring
van de remhefboom te worden verwijderd
(Afb. 26).
4. Draai de tap zodanig dat hij soepel in de remhef-
boom glijdt (Afb. 26).
5. Zet de tap aan de remhefboom vast met behulp van
spie en ring (Afb. 26).
6. Controleer de remwerking opnieuw: zie de sectie
controle van de rem.
BELANGRIJK:
ontspannen dienen de achterwielen vrijelijk te
draaien wanneer u de machine duwt. Indien u
er niet in slaagt een goede remwerking en/of
wieldraaiing tot stand te brengen, neem dan
onmiddellijk contact op met uw servicedealer.
2
3
1
Afbeelding 26
1.
Spie en ring
2.
Tap
Onderhoud
Wanneer de parkeerrem is
3.
Remhefboom
25