Gebruik
1.
Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte
waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen verza-
melen.
2.
Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
3.
Zet alle hendels van de messenaandrijving in de
neutraalstand voordat u de machine gaat starten.
4.
Maaien op hellingen:
• Maai nooit zijwaarts op hellingen van meer
dan 5°
• Maai nooit klimmend op hellingen van meer
dan 10°
• Maai nooit dalend op hellingen van meer dan
15°
5.
Denk eraan dat er niet zoiets bestaat als een
"veilige" helling. U moet bijzonder goed opletten
als u op met gras begroeide hellingen rijdt. Om te
voorkomen dat u omkiept:
• niet plotseling stoppen of wegrijden als u daalt
of klimt;
• schakel langzaam de versnelling in, houd de
machine altijd in de versnelling, vooral tijdens
dalen;
• de snelheid van de machine moet laag
gehouden worden op hellingen en tijdens het
maken van scherpe bochten;
• blijf uitkijken voor bobbels en kuilen en
andere verborgen gevaren;
• maai nooit dwars over het hellingoppervlak
tenzij de grasmaaier speciaal hiervoor ontwor-
pen is.
6.
Voorzichtigheid is geboden wanneer zware lasten
getrokken worden of wanneer zwaar materiaal
gebruikt wordt.
• Gebruik uitsluitend koppelingspunten die
goedgekeurd zijn voor trekstangen.
• Beperk uw ladingen tot wat u veilig onder con-
trole kunt houden.
• Maak geen scherpe bochten. Let op bij
achteruitrijden.
• Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten
indien nodig volgens het handboek.
7.
Let op voor het verkeer wanneer u in de buurt van
wegen bent of wegen oversteekt.
8.
Zorg dat de messen stilstaan voordat u opper-
vlakken oversteekt die niet met gras begroeid zijn.
9.
Stoot geen materiaal uit in de richting van
omstanders en laat personen nooit in de buurt van
de machine komen als u met accessoires werkt.
10. Gebruik de grasmaaier nooit met defecte
bescherm- of afdekplaten of zonder dat de
beveiligingen op hun juiste plaats zitten.
11. Verander de regulateurinstelling niet en laat de
motor niet te snel draaien. Door de machine met
te hoge snelheid te laten werken neemt het risico
op lichamelijk letsel toe.
12. Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
• zet de aftakas in de neutraalstand en laat de
hulpstukken zakken;
• zet de machine in de neutraalstand en zet hem
op de parkeerrem;
• stop de motor en verwijder de sleutel uit het
contact.
13. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken,
stop de motor en maak de bougie-kabel(s) los of
verwijder de sleutel uit het contact
• voordat blokkages weggehaald worden of de
afvoer ontstopt wordt;
• voordat de grasmaaier nagekeken, gereinigd of
gerepareerd wordt;
• nadat de machine een vreemd voorwerp ger-
aakt heeft. Controleer de grasmaaier op schade
en repareer indien nodig voordat opnieuw ges-
tart wordt en de apparatuur weer bediend
wordt.
• als de machine abnormaal begint te vibreren
(onmiddelijk nakijken).
Veiligheid
3