Wanneer voor de tweede keer of later verbinding
gemaakt wordt
1
Raak het opnamescherm op dit toestel aan en
raak
aan.
2
Start de toepassing "Image App" van de
smartphone.
≥ Dit toestel en de smartphone zullen via Wi-Fi met elkaar
verbonden worden. Zodra de verbinding voltooid is, wordt het
beeld dat door de smartphone gezien wordt op het sub-venster van dit toestel weergegeven.
≥ Als de verbinding niet tot stand gebracht kan worden, of als geen beeld op het sub-venster
verschijnt, volg dan onderstaande stappen om de verbinding opnieuw tot stand te brengen:
1 Sluit de toepassing "Image App" van de smartphone.
2 Raak het opnamescherm op dit toestel aan en raak opnieuw
3 Raak [Wijzig Apparaat] aan op het scherm van dit toestel.
Volg na het uitvoeren van bovenstaande stappen de procedure vanaf stap 2 en verder in "Als een
smartphone voor het eerst als draadloze sub-camera met dit toestel verbonden wordt".
≥ [Geschiedenis] stelt u in staat een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen met de Wi-Fi-functie-
instellingen die u eerder gebruikt heeft.
De verbinding beëindigen
1
Raak het opnamescherm op dit toestel aan en
raak
aan.
2
Raak [STOP] aan op het scherm van dit toestel.
≥ De Wi-Fi-verbinding zal beëindigd worden.
≥ Sluit de "Image App" op de smartphone.
≥ U kunt de verbinding ook beëindigen door op dit toestel op de Wi-Fi-knop te drukken.
Als u tijdens de opnamepauze op de Wi-Fi-knop drukt, zal een bericht weergegeven worden.
Raak [JA] aan om de verbinding te beëindigen.
(l
149)
- 161 -
aan.