4
Installatievoorbereiding
OPMERKING
Schade aan de installatie door resten in de leidingen mogelijk.
Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden het debiet en veroor-
zaken storingen.
▶ Spoel vóór het aansluiten van de binnenunit het leidingsysteem, om
vreemde deeltjes daaruit te verwijderen.
4.1
Waterkwaliteit
Waterkwaliteit in de cv-installatie
Warmtepompen werken bij een lage temperatuur net als andere cv-in-
stallaties, waardoor de thermische ontgassing minder effectief is en het
resterende zuurstofgehalte hoger is dan bij hoger gestookte installaties.
Daardoor is de cv-installatie bij verontreinigd water gevoeliger voor cor-
rosie.
In cv-installaties die regelmatig moeten worden bijgevuld of waarbij ge-
nomen watermonsters niet helder zijn, moeten voor de installatie van de
warmtepomp passende maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld in-
bouwen van magnetietafscheiders en ontluchters.
Eventueel is voor de bescherming van de warmtepomp een extra warm-
tewisselaar nodig om de gehele installatie te scheiden van het cv-circuit
van de warmtepomp, wanneer de gespecificeerde grenswaarden niet
kunnen worden bereikt.
Gebruik uitsluitend additieven voor het verhogen van de pH-waarde
en houd het water schoon.
Waterkwaliteit
Grenswaarden voor de cv-installatie
Hardheid
Zuurstofgehalte
Koolstofdioxide, CO
2
-
Chloorionen, Cl
Sulfaat, SO
4
Geleidbaarheid
pH
Tabel 2 Waterkwaliteit in de cv-installatie
Extra waterbehandeling voor vermijden van kalkaanslag
Een slechte cv-waterkwaliteit bevordert de slib- en kalkvorming. Dit kan
leiden tot functiestoringen en beschadiging van de warmtewisselaar in
de warmtepomp. Conform de actuele richtlijn VDI 2035 "Vermijden van
schade in warmwater-cv-installaties" en afhankelijk van de hardheid van
het vulwater, volume en totale vermogen van de installatie, kan eventueel
een waterbehandeling nodig zijn, om schade vanwege kalkafzettingen te
verhinderen.
OPMERKING
Materiële schade door verontreinigingen in het systeem!
Vuildeeltjes uit het systeem kunnen het toestel beschadigen en de effici-
ëntie beïnvloeden.
▶ Instructies uit de richtlijn BS7593 voor de behandeling van water in
waterbehandelingssystemen aanhouden.
▶ Geen vorstbeschermings-/glycolproducten gebruiken.
Compress Hybrid 3000i AW – 6721835856 (2021/05)
<3 °dH
<1 mg/l
<1 mg/l
<250 mg/l
<100 mg/l
<350 μS/cm
7,5 – 9
Geschikte waterbehandelingsproducten (inhibitoren/reinigings-
middelen) zijn leverbaar van de volgende fabrikanten:
ADEY
01242 546700
www.adey.com
FERNOX
0330 100 7750
www.fernox.com
SENTINEL
01928 704330
www.sentinelprotects.com/uk
Tabel 3
4.2
Monteer een magneetfilter met vuilafscheiding
OPMERKING
Schade aan de binnenunit door verontreinigingen in de cv-installa-
tie!
Vuil en verontreinigingen in de cv-installatie kunnen schade aan de bin-
nenunit veroorzaken.
▶ Monteer een deeltjesfilter in de cv-retour van de binnenunit.
Het deeltjesfilter moet aan de volgende eisen voldoen:
• Maaswijdte: maximaal 0,6 mm
• Doorstroomfactor k
: minimaal 7 m³/h
vs
• Magnetietafscheider
4.3
Minimale volume en uitvoering cv-installatie
OPMERKING
Storing door gesloten afsluiters!
De waterstroming door de binnenunit van de warmtepomp en de buiten-
unit mag tijdens bedrijf nooit worden geblokkeerd of afgesloten.
▶ Tijdens bedrijf altijd alle afsluiters openen.
▶ Nooit alle thermostaatkranen (bijvoorbeeld van de radiatoren) slui-
ten.
Omdat cv-installaties in hun opbouw variëren, wordt over het algemeen
geen minimum-watervolume opgegeven. In plaats daarvan wordt het in-
stallatievolume als voldoende beschouwd, wanneer aan bepaalde voor-
waarden is voldaan.
In de installatie moet voldoende energie kunnen worden opgeslagen, om
• de warmtepompfunctie te waarborgen.
• overmatig veel start/stop-cycli te vorkomen.
• onvolledige ontdooiing van de buitenunit te vermijden.
• onnodige alarmen te voorkomen.
Energie wordt opgeslagen in de waterhoeveelheid van de cv-installatie,
de installatiecomponenten (bijv. radiatoren) en de betonnen vloer (bijv.
bij vloerverwarming)
Vloerverwarming zonder buffervat
Een te kleine waterhoeveelheid in de cv-installatie kan leiden tot overma-
tig veel start/stop-cycli.
▶ Installeer een kamertemperatuurgestuurde regelaar in plaats van een
weersafhankelijke regeling.
Kleine vloeroppervlakken kunnen tot gevolg hebben, dat in de slotfase
van het ontdooiproces de bijverwarming wordt geactiveerd.
▶ Zorg voor een minimale vloeroppervlakte van 6 m
Een grotere vloeroppervlakte zorgt voor maximale energiebesparing en
voorkomt het bijverwarmen.
▶ Zorg voor een minimale vloeroppervlakte van 30 m
Installatievoorbereiding
2
.
2
.
7