Programmeerfuncties
Programmaparameters wijzigen
U kunt de reinigingsprogramma's aan specifieke eisen aanpassen. Hiertoe kunt u
de temperatuur en de temperatuurstop (inwerktijd) in de programmablokken "Rei-
nigen 1 en 2" en "Naspoelen 1 en 2" veranderen.
De standaardinstellingen voor de temperatuur en de temperatuurstop in de afzon-
derlijke programmablokken vindt u in het programma-overzicht achter in deze ge-
bruiksaanwijzing.
Noteer elke wijziging in de betreffende kolom van het programma-overzicht, bij-
voorbeeld met een pen.
Bij het programma SPECIAL 93°C-10' kunt u de programmaparameters in het
programmablok "Reinigen 1" niet veranderen!
Instelbaar bereik voor de temperatuur:
– 30 °C - 93 °C voor de programma's A tot G en varioTD
Temperaturen boven 55 °C hebben bloeddenaturatie en eventueel fixatie tot
gevolg.
Houdt u zich bij het programma varioTD aan de geldende voorschriften in ver-
band met het infectiegevaar!
Instelbaar bereik voor de temperatuurstop:
– 1 - 15 minuten
Temperatuur veranderen
Handeling
^ Druk zo vaak op de toets 0 of houd deze inge-
drukt, totdat het niveau van het te wijzigen program-
mablok in het display verschijnt.
^ Zet de programmaschakelaar op het te veranderen
programma, bijvoorbeeld C.
^ Druk zo vaak op de toets ß of houd deze toets in-
gedrukt totdat de gewenste waarde verschijnt, bij-
voorbeeld 70 °C.
44
Weergave / resultaat
E09 voor Reinigen 1
E12 voor Reinigen 2
E22 voor Naspoelen 1
E25 voor Naspoelen 2
°C ~ 65
°C ~ 70