Basiskennis
Een foto maken
•
Zet de drivemodus op [
1
Selecteer de opnamemodus.
2
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
•
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid
worden weergegeven. (Het zal rood knipperen als
de correcte belichting niet bereikt wordt, tenzij de
flitser ingesteld is.)
•
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de
foto gemaakt worden, omdat [Prio. focus/
ontspan]
(P156)
gezet is.
Focusmodus
Focus
Aanduiding voor de
scherpstelling
AF-zone
Geluid
Focusmodus
Focus
Aanduiding voor de
scherpstelling
AF-zone
Geluid
¢1 Wanneer de AF-functie ingesteld is op [
verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
¢2 Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen wordt
tijdens het half indrukken.
•
Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken alsof
[AFS] ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS].
•
De brandpuntaanduiding wordt als [
scherpstellen kan langer duren dan normaal.
3
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
] (enkel) door op 4 (
(P74)
aanvankelijk op [FOCUS]
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
C Aan
D Groen
Biept 2 keer
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
C Aan
D Groen
¢1
Biept 2 keer
] in een donkere omgeving weergegeven en het
LOW
) te drukken.
3.5
3.5
3.5
A
AFS
AFF/AFC
¢2
], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling op
58
C
D
60
60 60
B
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Knippert
—
—
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Knippert of Uit
—
—