Opnemen
Belichtingscompensatie
Toepasbare modussen:
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
1
Druk 3 (È) om te schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
2
Draai de bedieningsfunctieknop om de
belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [Lichtmeter]
Onderbelicht
De belichting positief
compenseren.
•
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
•
Draai aan de bedieningsknop om de [Lichtmeter] weer te geven.
•
Om de belichting te compenseren met gebruik van de functiehendel zet u [Functieschakelaar]
(P19)
in het [Voorkeuze]-menu op [EXP.].
•
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
•
Wanneer numerieke waarden voor de lensopening- en de sluitertijd weergegeven worden in de
Programma AE-modus, zal bij iedere druk op cursorknop 3 tussen Programme Shift en de
belichtingscompensatie geschakeld worden.
•
In AE-openingsvoorrangsfunctie, zal er, elke keer dat er op de cursorknop 3 gedrukt wordt,
geschakeld worden tussen Openingsinstelling
•
In AE-sluiterprioriteitfunctie zal er, elke keer dat er op de cursorknop 3 gedrukt wordt,
geschakeld worden tussen Sluitertijdinstelling
In deze gevallen niet beschikbaar:
•
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Juistebelichting
(P89)
en Belichtingscompensatie.
(P90)
en Belichtingscompensatie.
138
SS
SS
250
125
60
30
15
F
4.0
5.6
8.0
-3 -3 -3 -3
-3 -3
0 0
0 0
+3
+3
+3
+3
16
3.5
60
0
A
B
Overbelicht
De belichting negatief
compenseren.
(P87)
98 98 98