Opnemen
Veranderen van de flitsermodus
Toepasbare modussen:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
•
Open de flits.
1
Selecteer [Flitser] in het [Opname]-menu.
2
Raak [Flitserfunctie] aan.
3
Raak het item aan.
Onderdeel
([Flitser altijd aan])
‰
([Gdw. aan/
rode-og])
¢1
([Langz. sync.])
([Lngz. sync./
¢1
rode-og])
([Gedwongen uit])
Œ
¢1 U kunt de flitser-output alleen instellen als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is.
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is
langer wanneer [
de tweede flits geactiveerd wordt.
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
∫
Flitsinstelling
‰
1/60
¢2 Dit wordt 60 seconden in de Sluiter-Prioriteit AE-modus en 60 seconden in de handmatige
belichtingsmodus.
•
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/160
van een seconde.
•
In de Intelligent Auto modus (
geïdentificeerde scène.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
•
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto's verbeteren.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
•
Gebruik deze functie om opnames te maken op plaatsen waar
het gebruik van een flitser niet toegestaan is.
•
Sluit de flitser om hem uit te schakelen, als de interne flitser
gebruikt wordt.
] of [
] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot
Sluitertijd (Sec.)
¢2
tot 1/160e
of
) verandert de sluitertijd afhankelijk van de
(P38)
Beschrijving van instellingen
Flitsinstelling
Œ
132
Sluitertijd (Sec.)
1 tot 1/4000e
60 tot 1/4000e