●
De materiaalcompatibiliteit van de gebruikte com-
ponenten met het antivriesmengsel moet gega-
randeerd zijn
13.2 Verwarmingscircuit spoelen,
vullen en ontluchten
De afvoerleiding van de veiligheidsklep is aange-
sloten.
Let erop dat de drempeldruk van de veiligheids-
klep niet wordt overschreden.
1.
Installatie steeds op het hoogste punt ontluchten.
2.
Bovendien de ontluchtingsklep op de condensor in
de warmtepomp openen. Ontlucht de condensor.
1 Ontluchtingsklep, boven de hydraulische
aansluitingen in het apparaat
14 Hydraulische aansluitingen
isoleren
Isoleer hydraulische leidingen in overeenstemming
met de lokale voorschriften.
1.
Open de afsluiters.
2.
Voer een drukproef uit en controleer de dichtheid.
3.
De flexibele koppelingen en de vaste leidingen
van het verwarmingscircuit moeten buiten damp-
diffusiedicht worden geïsoleerd.
4.
Isoleer alle aansluitingen, armaturen en leidingen.
5.
Isoleer de condensafvoer vorstvrij.
6.
Het apparaat aan alle zijden volledig gesloten zijn
om bescherming tegen knaagdieren te garanderen.
16
15 Overstortventiel instellen
AANWIJZING
● De handelingen in dit hoofdstuk zijn alleen
bij een seriële buffervataansluiting nood-
zakelijk
● Voer de werkstappen snel uit, want anders
kan de maximale retourtemperatuur wor-
den overschreden en gaat de warmtepomp
in hogedrukstoring
● Indien de instelknop aan het overstortven-
tiel naar rechts wordt gedraaid, wordt het
temperatuurverschil (de spreiding) groter,
bij een draai naar links kleiner
De installatie werkt in de verwarmingsmodus (het
beste in koude toestand).
1.
Bij een lage stooklijn: zet de installatie op "gefor-
ceerd verwarmen".
Gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar.
2.
Sluit de ventielen naar het verwarmingscircuit.
3.
Let erop dat de volledige volumestroom via het
overstortventiel wordt geleid.
4.
Lees aan de verwarmings- en warmtepomprege-
laar de aanvoer- en retourtemperatuur af.
Gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar.
Draai de instelknop (①) van het overstortventiel
5.
(②), tot de spreiding tussen aanvoer- en retour-
temperatuur als volgt is ingesteld:
Buitentemperatuur
-10 °C
0 °C
10 °C
20 °C
30 °C
6.
Open de ventielen naar het verwarmingscircuit.
7.
In de verwarmings- en warmtepompregelaar "ge-
forceerd verwarmen" uitschakelen.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83031200eNL | ait-deutschland GmbH
Aanbevolen instellingen
4 K
5 K
8 K
9 K
10 K