6
Montage hydraulisch systeem
LET OP
Vuil en afzettingen in het (bestaande) hydraulische
systeem kunnen leiden tot schade aan de warmte-
pomp.
► Zorg ervoor dat er een slibvang in het hydrauli-
sche systeem gemonteerd is.
► Spoel het hydraulische systeem voor de hydrauli-
sche aansluiting van de warmtepomp goed door.
1.
De vaste leidingen van het verwarmingscircuit
moeten buiten beneden de vorstgrens gelegd
worden.
LET OP
Beschadiging van de koperen leidingen door ontoe-
laatbare belasting!
► Beveilig alle aansluitingen tegen verdraaiing.
Het toestel in het verwarmingscircuit in overeen-
stemming met het hydraulische schema integre-
ren, afhankelijk van het toesteltype.
"8 Buffervat", pagina 13
"9 Circulatiepompen", pagina 13
De diameters en lengtes van de buizen van het
verwarmingscircuit zijn voldoende gedimensio-
neerd.
De leidingen voor de verwarming zijn via een vast
punt aan de wand of het plafond bevestigd.
2.
Als het apparaat gesloten is, de onderste afdek-
platen aan de wateraansluitingszijde openen.
3.
Monteer afsluiters aan de cv-wateruitlaat (aan-
voer) en cv-waterinlaat (retour).
AANWIJZING
D.m.v. deze afsluiters kan de condensor van
de warmtepomp indien nodig worden ge-
spoeld.
4.
De aansluiting op de vaste leidingen van het ver-
warmingscircuit met behulp van flexibele koppelin-
gen uitvoeren. Deze moeten worden geïnstalleerd
om overdracht van resonantie naar de leidingen te-
gen te gaan.
12
AANWIJZING
Als er een bestaande installatie vervangen
wordt, mogen de oude flexibele koppelingen
niet opnieuw gebruikt worden.
Flexibele koppelingen zijn als toebehoren
verkrijgbaar.
1 Aansluiting ingang verwarmingswater
(retour)
2 Aansluiting uitgang verwarmingswater
(aanvoer)
3 Condenswaterafvoerslang
5.
De Condenswaterafvoerslang zodanig in het toe-
stel leggen dat deze niet in contact kan komen met
koudemiddel leidingen.
6.
Controleren, of de afvoer van het condenswater
vorstvrij is.
7.
Lege leidingen aan de kant van het toestel afdichten.
8.
Op het hoogste punt van het verwarmingscircuit
een ontluchter aanbrengen.
9.
Zorg ervoor dat de bedrijfsoverdruk ( "Techni-
sche gegevens / leveringsomvang", pagina 19)
in acht wordt genomen.
Condens-aansluiting
Het condenswater dat uit de lucht vrijkomt, moet via
een condensaatleiding met een doorsnede van min-
stens 50 mm vorstvrij afgevoerd worden. Bij een wa-
terdoorlaatbare ondergrond is het voldoende, om de
condenswaterbuis verticaal minstens 90 cm diep de
grond in te leiden. Als het condenswater in een draina-
ge of in de riolering afgevoerd wordt, met ervoor wor-
den gezorgd dat de buis vorstvrij en op afschot wordt
gelegd.
Het is uitsluitend toegestaan om het condenswater via
een trechtersifon in de riolering af te voeren; deze si-
fon moet steeds toegankelijk zijn.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83031200eNL | ait-deutschland GmbH