•
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode
•
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk aangepast.
•
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitsermodus is
ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u op de knop ¤ drukt, wordt de sluitertijd of diafragmawaarde (datgene
•
wat niet is geselecteerd bij stap 2) automatisch aangepast om de juiste
belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk niet
de juiste belichting verkregen).
•
U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel
÷ of de controleknop Ê de sluitertijd of de diafragmawaarde wordt
gewijzigd
(p.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid.
Met DR-correctie kunt u te felle belichting te corrigeren. Met Schaduwcorrectie
kunt u in de schaduw meer details zien.
•
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
•
U kunt opgeslagen beelden corrigeren
•
U kunt de instellingen voor DR-correctie of Schaduwcorrectie wijzigen
door te draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê
•
Niet beschikbaar in
Dynamic Range-correctie (DR-correctie)
U kunt kiezen uit de volgende methoden voor DR-correctie:
De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)
(p.
102).
173).
of
.
Kies
●
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
(p.
151).
.
(p.
173).
,
en
.
te selecteren.
109