Afb. 12: Kleppen stellen.
4.2.4 Brandstoffilter vervangen
Draai de brandstofkraan van de tank dicht. Klem voor het
vervangen van het filter de toevoerleiding af. Verwijder
de slangen van het filter en maak deze weer vast aan het
nieuwe filter. De pijl op het filterhuis geeft de doorstroom-
richting aan. Een verstopt filter resulteert in een teruglo-
pen van het vermogen van de generatorset en onregel-
matig lopen of "inhouden" van de motor.
4.2.5 Oliezeefje reinigen
Onder aan de motor bevindt zich een plug met een
oliezeefje met magneet om metaaldeeltjes uit de olie te
filteren. Eens per 1000 uur of indien de olie vervuild is
dient men dit te reinigen door het in een oplosmiddel uit
te spoelen.
Via een dop onder aan de geluidskast is de plug met het
zeefje bereikbaar. Voordat men het zeefje los neemt
moet de olie worden afgetapt met de carteraftappomp.
Stop een doek onder de plug om morsen van olie in de
geluidskast te voorkomen.
4.3
PERIODIEKE CONTROLES
CONTROLEER DAGELIJKS:
•
Oliepeil (zie afbeelding 13);
Pas op dat het olieniveau niet lager is dan het
merk. Geen olie toevoegen als het peil nog boven
het merk staat;
•
Controleer slangen op lekkage en schavielen.
•
Controleer het buitenwaterfilter.
NL / WHISPER 3,5 / Oktober 2004
1
1 Vuldop;
2 Min. oliepeil;
3 Max. oliepeil.
NA DE EERSTE 25 DRAAIUREN:
•
Ververs de smeerolie:
Laat de motor eerst warmdraaien, stop hem en
tap dan de warme en dunne olie af. Pomp de olie
met de aftappomp in een vat of blik. Vul de motor
met 1,2 l olie. Start de motor en laat die een aan-
tal minuten draaien. Stop de motor en gun de olie
de tijd om terug te zakken in het carter. Controleer
dan het oliepijl en vul olie bij indien nodig;
•
Controleer bouten en moeren, koppelingen en
verbindingen en zet ze aan waar nodig. Besteedt
extra aandacht aan het brandstofsysteem;
•
Controleer de klepspeling;
•
Observeer de uitlaatgassen onder volle belasting.
De uitlaatgassen mogen geen roetdeeltjes bevat-
ten. Laat de motor nooit doorlopen met vuile uit-
laatgassen zonder de oorzaak te onderzoeken.
Voorkom schade door het doordraaien met een
defect;
•
Controleer regelmatig de werking van de beluch-
ter in de koelwatertoevoerleiding. Indien de be-
luchter niet goed werkt kan door hevelen de motor
vol water raken en waterslag het gevolg zijn. Wa-
terslag ontstaat bij pogingen de motor te starten
met water in de cilinder. Daar water niet samen-
drukbaar is veroorzaakt waterslag grote schade
aan de motor.
ONDERHOUD
3
2
Afb. 13.
21