14. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
14.1 Wat moet u doen als...
Probleem
U kunt de oven niet in‐
schakelen of bedienen.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
Het lampje brandt niet.
Het display toont een fout‐
code die niet in deze lijst
voorkomt.
Stoom en condens slaan
neer op de gerechten en in
de ovenruimte.
Mogelijke oorzaak
De oven is niet aangeslo‐
ten op een stopcontact of
is niet goed geïnstalleerd.
De oven is uitgeschakeld.
De klok is niet ingesteld.
De benodigde kookstan‐
den zijn niet ingesteld.
De automatische uitscha‐
keling is actief.
Het kinderslot is geacti‐
veerd.
De deur is niet goed geslo‐
ten.
De zekering is doorgesla‐
gen.
Het lampje is stuk.
Er is een elektrische fout.
Het gerecht heeft te lang in
de oven gestaan.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de oven
goed is aangesloten op het
stopcontact (zie het aan‐
sluitdiagram indien be‐
schikbaar).
Schakel de oven in.
Stel de klok in.
Zorg ervoor dat de instel‐
lingen correct zijn.
Raadpleeg "Automatisch
uitschakelen".
Raadpleeg "Het kinderslot
gebruiken".
Sluit de deur volledig.
Controleer of de zekering
de oorzaak van de storing
is. Als de zekeringen keer
op keer doorslaan, neemt
u contact op met een er‐
kende installateur.
Vervang het lampje.
• Schakel de oven uit via
de huiszekering of de
veiligheidsschakelaar in
de zekeringkast en
schakel deze weer in.
• Neem contact op met
de klantenservice wan‐
neer de foutcode op‐
nieuw wordt weergege‐
ven.
Laat gerechten na het be‐
reiden niet langer dan 15 -
20 minuten in de oven
staan.
47