Inbedrijfname
*-waarde op 1 s instellen, dan net zolang verhogen tot er geen pendeling meer optreedt.
–
-waarde verhogen, tot er weer pendeling optreedt.
–
*-waarde verhogen tot er geen pendeling meer wordt vastgesteld.
–
–
Herhaal dit enkele malen totdat het pendelen niet meer kan worden onderdrukt.
-waarde en *-waarde iets verminderen, zodat de regelkring weer in evenwicht kan
komen.
Blijvende regelafwijking door het instellen van het arbeidspunt # als volgt opheffen:
–
In de evenwichtstoestand van de installatie de waarde van de regeluitgang # aflezen en
als waarde voor # invoeren.
Belangrijk: iedere gewenste waarde-verandering maakt tevens verandering van het
arbeidspunt # noodzakelijk.
PID-regelaar
In het parametreerniveau de regelparameters = 0.1, = 1999 en * = 0 instellen,
–
differentiatieversterking KD normaal gesproken op een waarde tussen 5 en 10 instellen.
–
In het bedrijfsniveau het gewenste waarde op de gewenste waarde instellen, dan met de
cursor-toetsen de regeluitgang zodanig veranderen dat het regelventiel langzaam opent
en het regelafwijking " nul wordt.
-waarde verhogen tot de regelkring neigt tot pendelen.
–
*-waarde op 1s instellen en daarna zolang verhogen tot er geen pendeling meer
–
optreedt.
-waarde langzaam verhogen tot er weer pendeling optreedt.
–
*-waarde verhogen tot er geen pendeling meer wordt vastgesteld.
–
–
Herhaal dit enkele malen totdat het pendelen niet meer kan worden onderdrukt.
- en *-waarde iets verminderen, zodat de regelkring weer in evenwicht kan komen.
–
-waarde verminderen tot de installatie weer tot pendelen neigt en dan weer verhogen
–
tot er geen pendeling meer optreedt.
Optimalisatie van de regelparameters
37