Optimalisatie van de regelparameters
7.1.Optimalisatie van de regelparameters
De regelaar moet met behulp van de parameters , en * worden aangepast aan het
dynamische gedrag van de regelkring, zodat deze de door storende invloeden veroorzaakte
regelafwijkingen tot nul reduceert of binnen nauwe grenzen beperkt.
Indien er al ervaringen bestaan met instelwaarden voor de regelkring dan moet in het algemeen
als volgt te werk worden gegaan:
De hand/automaat-toets (10) op handbedrijf instellen.
Het aangesloten regelventiel sluiten, evt. met de cursor-toetsen.
Verder gaan als hieronder bij de betreffende regelaar beschreven.
P-regelaar
In het parametreerniveau de regelparameters = 0,1; = 0 en * = 0 instellen.
–
–
In het bedrijfsniveau het gewenste waarde op de gewenste waarde instellen, dan met de
cursor-toetsen de regeluitgang # zodanig wijzigen, dat het regelventiel langzaam opent
en het regelafwijking " nul wordt.
–
Omschakelen naar automatisch bedrijf
-waarde net zolang verhogen, tot de regelkring neigt tot pendelen.
–
-waarde iets verminderen tot er geen pendelen meer wordt vastgesteld.
–
Blijvende regelafwijking door instelling van het arbeidspunt # als volgt oplossen:
–
In de evenwichtstoestand van de installatie de actuele waarde van de regeluitgang #
aflezen en als waarde onder parameter # invoeren.
Belangrijk: iedere gewenste waardeverandering maakt tevens een wijziging noodzakelijk
van het arbeidspunt #
PI-Regelaar
In het parametreerniveau de regelparameters = 0,1; = 1999 (maximum) en
–
* = 0 instellen.
–
In het bedrijfsniveau het gewenste waarde op de gewenste waarde instellen, dan met de
cursor-toetsen de regeluitgang # zodanig veranderen, dat het regelventiel langzaam
opent en het regelafwijking " nul wordt.
–
omschakelen op automatisch bedrijf
-waarde net zolang verhogen tot de regelkring neigt tot pendelen.
–
-waarde iets verminderen tot er geen pendelen meer wordt vastgesteld.
–
-waarde net zolang verminderen tot de regelkring neigt tot pendelen.
–
-waarde iets verhogen tot er geen pendelen meer wordt vastgesteld.
–
PD-regelaar
In het parametreerniveau regelparameters = 0.1; * = 0 en = 0 instellen,
–
differentiatieversterking normaal gesproken op een waarde tussen 5 en 10 instellen.
–
In het bedrijfsniveau het gewenste waarde op de gewenste waarde instellen, dan met de
cursor-toetsen de regeluitgang # zodanig veranderen, dat het regelventiel langzaam
opent en het regelafwijking " nul wordt.
-waarde net zolang verhogen tot de regelkring neigt tot pendelen.
–
36
Inbedrijfname