Inhoud blz. Beschrijving .....................4 1.1. Uitvoeringen.....................4 1.2. Technische gegevens ..................5 Inbouw van de regelaar ...................6 2.1. Openen van de behuizing .................6 2.2. Zekering ......................7 2.3. jumpers voor instelling WE, Y en AA..............7 2.4. Ombouw naar 120 V netvoeding ..............7 Elektrische aansluitingen ..................8 Bediening ......................10 4.1.
Pagina 3
" Temperatuureenheid ................. 17 ") Bereik stroom- of spanningssignaal voor X ..........17 !) Bereik stroom- of spanningssignaal voor WE..........18 #) Bereik stroom- of spanningssignaal voor Y en AA ........18 Keuze van de ingangsschakeling van het D-aandeel ........18 ! Keuze van de gewenste waarde ..............
Uitvoeringen Beschrijving 1. Beschrijving De industriële regelaar TROVIS 6497 is bedoeld voor het automatiseren van industriële en procestechnische installaties. De praktijkgerichte functionele opbouw maakt de configuratie van verschillende regelingen mogelijk. De TROVIS kan worden gebruikt als analoge regelaar, tweepunts- of driepunts-regelaar en naar keuze met P-, PI-, PD- of PID-actie. De industriële regelaar wordt via een folietoetsenbord bediend.
Openen van de behuizing Inbouw van de regelaar 2. Inbouw van de regelaar De regelaar is een paneelinbouwinstrument met frontmaten 96 x 96 mm. Voor de montage moeten de volgende stappen worden genomen: paneeluitsparing van 92+0,8 x 92+0,8 mm maken. Industriële regelaar van voren in de paneeluitsparing schuiven.
Inbouw van de regelaar Ombouw naar 120 V netvoeding 2.2. Zekering Op de voedingsprintplaat (zie figuur 2), onmiddellijk naast de aansluitstrook bevindt zich een zekering. Voor de 230 V uitvoering is dit een TR 5 (63 mA) met bestelnr. 8834-0343, voor de 120 V-uitvoering een TR 5 (125 mA) met bestelnr.
3. Elektrische aansluitingen De regelaar heeft opsteekbare klemmenblokken voor aders van 0,5 ... 1,5 mm2 (DIN 45 140). Bij het aansluiten moeten de bepalingen van de VDE 0100 plus de nationaal geldende normen worden aangehouden. Installatie-instructies: De signaal- en sensorkabels moeten ruimtelijk gescheiden worden gelegd van de stuur- en voedingskabels.
Aanwijs- en bedieningselementen Bediening 4. Bediening Klap voor een beter begrip van de beschrijving de pagina aan het einde van deze handleiding open! De bediening van de regelaar is onderverdeeld in drie logische niveaus (bedrijfs-, parametreer- en configuratieniveau). De functies van de toetsen resp. de aanwijzingen zijn verschillend afhankelijk van het niveau.
Pagina 11
Bediening Aanwijs- en bedieningselementen Bedrijfstoets Bedrijfsniveau: kiezen van bepaalde grootheden (zie blz. 12). parametreerniveau: terugspringen in het bedrijfsniveau en automatisch bedrijf* Configuratieniveau: terugspringen naar het bedrijfsniveau en handbedrijf* * Bij knipperende aanwijzing eerst de gele bevestigingstoets (8) indrukken! Bevestigingstoets Bedrijfsniveau: oproepen parametreerniveau en configuratieniveau , Bevestigen van de ingevoerde toegangscode en toegang tot het gekozen niveau.
Bedrijfsniveau Bediening 4.2.Bedrijfsniveau * In het bedrijfsniveau bevindt de regelaar zich in normaal bedrijf. In het ++ bovenste aanwijsveld (1) wordt de gemeten waarde X en in het onderste aanwijsveld (2) de regeluitgang Y met de actuele waarden aangewezen. Door het indrukken van de bedrijfstoets (7) worden andere grootheden (zie hierna) aangewezen.
Bediening parametreerniveau 4.3. parametreerniveau *
In het parametreerniveau kunnen de regelparameters worden ingesteld. ++ Deze is alleen via invoer van de toegangscode toegankelijk. In het onderste aanwijsveld (2) wordt de parameter en in het bovenste aan- wijsveld (1) de parameterwaarde aangewezen. * Openen van het parametreerniveau Bevestigingstoets (8) indrukken, in aanwijsveld (2) verschijnt .
parametreerniveau Bediening Differentiatieversterking (versterking D-aandeel) Waardebereik 1 … 10, bij instelling 0 uitgeschakeld, gebruikelijke in- stelwaarde 5 en 10 ! Werkingsrichting stijgende X → stijgende Y of direct >>, dalende X → dalende Y stijgende X → dalende Y of invers <>, dalende X →...
Bediening parametreerniveau Grenswaarde of overdrachtsversterking voor Y2 bij # = 0 of 3 Grenswaarde of schakelpunt voor Y2 overdrachtsversterking schakelhysterese of min. impulsduur voor Y2 bij # = 0 of 3 schakelhysterese voor Y2 min. impulsduur in procenten van Schakelperiodeduur bij # = 0 of 3 periodeduur bij impulsgemoduleerde...
Configuratieniveau Bediening 4.4.Configuratieniveau In het configuratieniveau wordt de functie van de regelaar voor de ++ gewenste regeling via configuratieblokken vastgelegd. Dit niveau is alleen toegankelijk na invoer van de toegangscode. In het onderste aanwijsveld (2) wordt het configuratieblok, in het bovenste aanwijsveld (1) de waarde voor het configuratieblok aangewezen.
Bediening Configuratieniveau De volgende configuratieblokken bepalen de regelaarfuncties: " en " Meetbereiksbegrenzing voor gemeten waarde X Met deze configuratieblokken worden de aanvangs- (") en de eind- waarde (") van de gemeten waarde X vastgelegd. " = 0, 3, Meetbereik zie temperatuurbereik onder ", binnen betreffende bereik ook te beperken 4, 5, 6 " = 1, 2...
Configuratieniveau Bediening !) Bereik van het stroom- of spanningssignaal voor WE 0...20 mA of 0...10 V afhankelijk van jumper WE 4...20 mA of 2...10 V afhankelijk van jumper WE (standaard op mA ingesteld) #) Bereik van het stroom- of spanningssignaal voor Y en AA Y (afhankelijk van jumper Y) AA (afhankelijk van jumper AA) (standaard op mA ingesteld)
Bediening Configuratieniveau # Keuze van de uitgang van de regelaar analoge uitgang (zie blz.23) driepunts-pulsregelaar met klepstandaanwijzing (zie blz. 26) 3-punts pulsregelaar met externe klepstandterugmelding (zie blz. 27) Analoge regelaaruitgang is als schrijveruitgang "X" beschikbaar 3-punts pulsregelaar (als YM = 1) en schrijveruitgang voor gemeten waarde X op analoge regelaaruitgang, geen klepstandaanwijzing mogelijk.
Configuratieniveau Bediening en toewijzing grenswaardemelding voor de optionele grenswaarderelais GW3 en GW4 De waarden voor de toewijzing worden met de parameters en vastgelegd. schakeluitgang niet aangestuurd schakelt bij: overschrijden door onderschrijden door XDmin onderschrijden door XD XDmax overschrijden door XD XDmin en XDmax...
Bediening Configuratieniveau en toegangscodes toegang tot parametreerniveau toegang tot configuratieniveau De beide toegangscodes zijn standaard op 000 ingesteld. Deze kunnen binnen het waardebereik –1999 ... +1999 willekeurig worden gewijzigd. Indien de toegangscode niet meer bekend is zie dan de instructies onder service-toegangscode.
Configuratieniveau Bediening Ramp-functie op setpoint Een ramp-functie is een verandering van de gewenste waarde met con- stante snelheid. Met het configuratieblok wordt de tijd voor het doorlopen van het gehele gewenste waarde-bereik (" ... ") inge- steld. De werkelijke tijd (TS1) voor een verandering van de gewenste waarde rekent de industriële regelaar aan de hand daarvan uit (zie Bild 6).
Regeluitgangen Schakeluitgangen Y1 en Y2 5.Regeluitgangen De regelaar TROVIS 6497 heeft standaard een analoge uitgang. Daarnaast staan bovendien nog twee schakeluitgangen Y1 en Y2 ter beschikking. Deze kunnen als grenswaarderelais of als 2-punts/3-punts regeluitgangen worden geconfigureerd. 5.1. Analoge regelaar Het configuratieblok # = 0 maakt van de TROVIS 6497 een analoge regelaar. Op de klemmen 1 en 2 is afhankelijk van de instelling van de jumper Y (zie figuur 3, blz.
Pagina 24
Schakeluitgangen Y1 en Y2 Regeluitgangen met de parameters , , en een schakelhysterese worden ingesteld. Deschakelhy- sterese is de schakelafstand tussen het in- en uitschakelen van het grenswaarderelais. Bij over- en onderschrijden werkt de schakelhysterese in tegengestelde richting van de te bewaken grootheid (zie figuur 8).
Pagina 25
Regeluitgangen Schakeluitgangen Y1 en Y2 5.2.2. Tweepunts-/driepunts-regeluitgang De tweepunts-regeluitgang wordt met de configuratieblokken # = 0 und = 6 of 7 geconfigureerd. Dit komt overeen met een bewaking op over- of onderschrijding van de grenswaarde door de regeluitgang #. Met de parameter wordt het schakelpunt en met de schakelhysterese als absolute waarde voor de regeluitgang # vastgelegd.
Driepunts-pulsregelaar met interne terugkoppeling Regeluitgangen 5.3.Driepunts-pulsregelaar met interne terugkoppeling De driepunts-pulsregelaar met interne terugkoppeling wordt met configuratieblok # = 1 gekozen. De schakeluitgangen Y1 en Y2 vormen de driepunts-uitgang en staan niet meer als grenswaarderelais ter beschikking. en moeten op nul worden ingesteld. Met de looptijd en de effectieve inschakeltijd van de aandrijving wordt de positie van het regelventiel berekend.
Regeluitgangen Driepunts pulsregelaar met externe terugmelding 5.3.1. Inregeling van de potentiometer Na aansluiting van een potentiometer voor de terugkoppeling moet deze worden ingeregeld. De inregeling moet voor de inbedrijfname plaatsvinden! Er moet op worden gelet dat de regelaar automatisch het bereik inregelt, maar dat het nulpunt echter vastligt. Voor de inregeling moeten de volgende stappen worden uitgevoerd: De jumper Y op de mA-positie plaatsen (zie Bild 3, blz.
Pagina 28
Driepunts pulsregelaar met externe terugmelding Regeluitgangen De parameter $ (dode band) is het bereik van het actuele arbeidspunt tot het betreffende schakelpunt en moet worden aangegeven in procenten van het regeluitgangsbereik. Om de waarde voor het normaal gesproken als dode band gedefinieerde bereik − van min-schakel- punt tot plus-schakelpunt −...
Regeluitgangen Impulsgemoduleerde uitgangen 5.5. Impulsgemoduleerde uitgangen De impulsgemoduleerde uitgang is een schakeluitgang, waarvan de inschakeltijd Tin propor- tioneel is aan de interne regeluitgang Y, betrokken op de ingestelde periodeduur T1. Y1 Y2 Y1 Y2 tijd Y1,Y2 Schakeluitgang Periodeduur Inschakeltijd T1=100s T1=100s regeluitgang Fig.
Impulsgemoduleerde uitgangen Regeluitgangen 5.5.2. Tweemaal tweepunts impulsgemoduleerd Deze configuratie wordt met = 8 en = 9 gekozen. Beide schakeluitgangen Y1 en Y2 worden impulsgemoduleerd aangestuurd en vormen voor de positieve en negatieve interne regeluitgang Y twee 2-puntsuitgangen. De parameter $ geeft aan, vanaf welke procentuele waarde de regeluitgang Y de uitgang begint te schakelen;...
Seriële interface Technische gegevens 6.Seriële interface 6.1. Beschrijving van de Seriële interface Via de seriële interface kan de regelaar TROVIS 6497 met een besturingsstation communice- ren. Met de geschikte software voor procesvisualisatie en communicaties kan een volledig automatiseringssysteem voor procesbesturing en -regeling worden opgebouwd. Voor de communicatie wordt het Modbus-protocol gebruikt.
Bediening Seriële interface 6.3.Bediening 6.3.1. Instellen van de stationsadressen Voor de identificatie van een deelnemer van het communicatiesysteem wordt een vrij stations- adres in de industriële regelaar vastgelegd. Het instellen van het stationsadres volgt in het configuratieniveau met configuratieblok . De default-instelling is 0 (= uit). Na het instellen van een stationsadres kan configuratieblok niet meer op 0 worden teruggezet.
Seriële interface Waarderegisters 6.3.9. Foutmelding Modbus Bij ontoelaatbare acties van het besturingsstation antwoordt de interface met een foutmelding. Dergelijke acties zijn bijv. leescommando’s van meer dan 58 waarderegisters of schrijfcom- mando’s voor read-only status- of waarderegisters. 6.4. Waarderegisters Naam Type Getalsbereik Deler Beschrijving 6497...
Statusregister Seriële interface Naam Type Getalsbereik Deler Beschrijving 0 ... 7 keuze gewenste waarde 0 of 1 blokkeren van de hand/automaat-toets 0 ... 4 keuze van de regelaaruitgang signaal terugkoppeling Ω/mA 0 of 1 0 ... 9 voorwaarde grenswaardemelding GW1 0 ...
Inbedrijfname Statusregister 7.Inbedrijfname Na de elektrische aansluiting (zie blz. 8), het instellen van de jumpers (zie blz. 7) en de inbouw (zie blz. 6) van de industriële regelaar moeten de configuratieblokken en de parameters worden vastgelegd. Voor iedere inbedrijfname van de industriële regelaar moet rekening worden gehouden met het gedrag van de regelkring.
Optimalisatie van de regelparameters Inbedrijfname 7.1.Optimalisatie van de regelparameters De regelaar moet met behulp van de parameters , en * worden aangepast aan het dynamische gedrag van de regelkring, zodat deze de door storende invloeden veroorzaakte regelafwijkingen tot nul reduceert of binnen nauwe grenzen beperkt. Indien er al ervaringen bestaan met instelwaarden voor de regelkring dan moet in het algemeen als volgt te werk worden gegaan: De hand/automaat-toets (10) op handbedrijf instellen.
Pagina 37
Inbedrijfname Optimalisatie van de regelparameters *-waarde op 1 s instellen, dan net zolang verhogen tot er geen pendeling meer optreedt. – -waarde verhogen, tot er weer pendeling optreedt. – *-waarde verhogen tot er geen pendeling meer wordt vastgesteld. – – Herhaal dit enkele malen totdat het pendelen niet meer kan worden onderdrukt.
zelf-optimalisatie Inbedrijfname 7.2.zelf-optimalisatie De zelf-optimalisatie is een functie van de industriële regelaar, die het mogelijk maakt om in de aanloopfase het gedrag van de regelkring te bepalen en de optimale regelparameters te berekenen. Deze mag alleen worden gebruikt bij niet al te snelle regelkringen en korte dode banden. Wanneer de zelf-optimalisatie wordt gebruikt is de in par.