Inbedrijfname
7.Inbedrijfname
Na de elektrische aansluiting (zie blz. 8), het instellen van de jumpers (zie blz. 7) en de inbouw
(zie blz. 6) van de industriële regelaar moeten de configuratieblokken en de parameters
worden vastgelegd.
Voor iedere inbedrijfname van de industriële regelaar moet rekening worden gehouden met
het gedrag van de regelkring. Mogelijke risico's moeten met behulp van de daarvoor geschikte
parameters worden uitgeschakeld.
Na de inbedrijfname moeten de ingestelde waarden worden genoteerd.
Belangrijk:
De industriële regelaar moet altijd eerst worden geconfigureerd, dan worden ingesteld en
tenslotte worden geoptimaliseerd.
Firmware-versie (EPROM-versie):
Na het inschakelen van de voedingsspanning verschijnt de actuele firmware-versie van de
industriële regelaar in het bovenste aanwijsveld. Het versienummer is van belang bij het
eventueel opvragen van informatie.
In principe moet bij de instelling van de regelaar als volgt te werk worden gegaan:
–
Configuratieniveau openen (zie blz. 16)
Ingangssignaal kiezen "
–
Meetbereik ingangssignaal vastleggen met " (aanvangswaarde) en " (eindwaarde)
–
Regelaaruitgang kiezen met #, , , #, zie daarvoor par. 5. vanaf blz. 23
–
Gewenste speciale functies kiezen zoals digitaal filter , temperatuureenheid ",
–
voorwaarden grenswaardemelding /// of stelwaarde veiligheidspositie
–
parametreerniveau openen (zie blz. 13)
Werkingsrichting vastleggen met !
–
Uitgangssignaal begrenzen met #& en #'
–
–
Parameter voor de gewenste uitgang invoeren, zie daarvoor par. 5. vanaf blz. 23
Gewenste grenswaarde vastleggen met ///
–
Optimalisatie van de installatie door invoer van de parameters , en * en , zie
–
daarvoor par. 7.1. en 7.2.
Statusregister
35