GAS 210 ECO PRO
15.8 Werkingsprincipe
15.9 Toestelbesturing
114492-03
Aan de inlaatzijde van de ventilator is de venturi geplaatst. Daar wor-
den lucht en gas in een vaste verhouding met elkaar gemengd.
Bij warmtevraag zal de ventilator gaan voorspoelen. De ventilator
zuigt de verbrandingslucht aan, die in de venturi optimaal met het gas
wordt gemengd. Het homogene lucht/gasmengsel wordt door de ven-
tilator naar de brander gebracht. Het mengsel wordt vervolgens ont-
stoken door de gecombineerde ontstekings- en ionisatie-elektrode, die
tevens voor vlambewaking zorgt, waarna de verbranding plaatsvindt.
Na de verbranding worden de hete rookgassen door de gietalumi-
nium warmtewisselaar geleid. Hier zullen de rookgassen hun warmte
afdragen aan het cv-water in de warmtewisselaar. Afhankelijk van de
instellingen en de heersende watertemperaturen, gemeten door de
temperatuursensoren, wordt het vermogen van de ketel geregeld. Bij
rookgastemperaturen beneden het dauwpunt (ca. 55°C, de tempera-
tuur waarbij de in de rookgassen aanwezige waterdamp begint te
condenseren) zal de waterdamp in de rookgassen condenseren in het
onderste deel van de warmtewisselaar. De warmte die bij dit conden-
satieproces vrijkomt (de zogenaamde latente of condensatiewarmte)
wordt eveneens aan het cv-water overgedragen. Het gevormde con-
denswater wordt via een sifon afgevoerd. De rookgassen keren in de
condensbak en worden afgevoerd via de rookgasafvoerleiding.
De geavanceerde besturing van de ketel, de zogenaamde 'Comfort
Master', zorgt voor een zeer betrouwbare warmtelevering. Dit houdt
in dat de ketel praktisch omgaat met negatieve invloeden uit de
omgeving (zoals waterzijdige doorstromingsproblemen, luchttransport-
problemen e.d.). De ketel zal bij dergelijke invloeden niet op storing
gaan (vergrendeling), maar moduleert in eerste instantie terug en gaat
eventueel - afhankelijk van de aard van de omstandigheden - tijdelijk
uit (blokkering of regelstop) om het na enige tijd gewoon opnieuw te
proberen. Zolang zich geen gevaarlijke situatie voordoet, probeert de
ketel altijd warmte te leveren. Om blijvend warmte te leveren, heeft
de ketel een minimale flow nodig van 30% van de waterflow bij een
dT van 20 K op nominale belasting vollast. De ketel kan worden uit-
gevoerd met een tweede retour (accessoire). Deze tweede retour kan
bijdragen aan extra rendement als er groepen van verschillende tem-
peraturen in de installatie voorkomen.
15.9.1 Temperatuurregeling
De Remeha Gas 210 ECO PRO is voorzien van een elektronische
temperatuurregeling op basis van aanvoer-, retour-, en ketelblok-
temperatuursensoren. De aanvoertemperatuur is instelbaar tussen
20 en 90ºC (fabrieksinstelling 80ºC).
15. Rendementsgegevens en gaskeurlabels
65