Onderkant van het maaidek
wassen
Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er
zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt
en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en
haal het sleuteltje uit het contact.
2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van
de machine en draai de waterkraan helemaal open
(Fig. 31).
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
3. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine
één tot drie minuten lopen.
5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact. Wacht tot alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn.
6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van
de wasaansluiting.
Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon
is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna
deze procedure.
7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
Figuur 31
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet
meegeleverd)
1
3
2
m–3119
3. Slang
17
Waarschuwing
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
uitgeworpen voorwerpen of contact met het
maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of
uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk
of dodelijk letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
moet direct worden vervangen, voordat u de
machine opnieuw gebruikt.
Gaten in de machine dichtmaken met bouten en
moeren.
Steek nooit handen of voeten onder de machine
of door openingen in de machine.
Stalling
1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van het
maaidek.
2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant
van de machine. Spoel vervolgens de machine schoon
met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van de drijfriem van het
maaimes.
5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien
nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of
vervangen.
6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
stallen. Machine afdekken om hem te beschermen en
schoon te houden.