dit zich voordoet, dient u contact op te nemen met
uw Toro Distributeur voor assistentie.
BELANGRIJK: Het Diagnostisch ACE display
mag niet aangesloten blijven op de machine. Het is
niet bestand tegen de situaties waaraan de machine
dagelijks wordt blootgesteld. Wanneer u klaar bent
met het gebruik van het Diagnostisch ACE, haalt u
het los van de machine en verbindt u de connector
weer met de kabelboomconnector. De machine zal
niet functioneren als de connector niet op de kabel-
boom is aangesloten. Bewaar het Diagnostisch ACE
op een droge, veilige locatie en niet op de machine.
Elektromagneet-functies
hydraulische klep
Onderstaande lijst identificeert en omschrijft de
verschillende functies van de elektromagneten in het
hydraulisch manifold. Elke elektromagneet moet
worden aangestuurd om de functie te laten werken.
Elektromagneet
MSV1
Messenkooicircuit voor
MSV2
Messenkooicircuit achter
SV4
Ophalen/neerlaten maai-eenheden
zijkant voor
SV3
Ophalen/neerlaten maai-eenheid midden
SV5
Ophalen/neerlaten maai-eenheid achter
SV1
Neerlaten alle maai-eenheden
SV!, SV2
Ophalen alle maai-eenheden
Gebruikseigenschappen
Wennen aan de machine—Voordat u gras gaat
maaien dient u het gebruik van de machine te
oefenen op een open plek. Start en stop de motor.
Gebruik de machine vooruit en achteruit. Laat de
maai-eenheden zakken en haal ze op en schakel de
messenkooien in en uit. Als u zich vertrouwd voelt
met de machine, oefent u het op en af rijden van
hellingen met verschillende snelheden.
De remmen kunnen worden gebruikt ter onder-
steuning bij het draaien van de machine. Ga echter
voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, met name
op zacht of nat gras omdat het gazon per ongeluk kan
scheuren. De afzonderlijke draairemmen kunnen ook
worden gebruikt om de machine grip te laten
houden. In sommige heuvelachtige situaties, bijvoor-
beeld, kan het hoogste wiel slippen en grip verliezen.
Als deze situatie zich voordoet, trapt u het
Functie
Bediening
draaipedaal voor het hoogste wiel geleidelijk en met
tussenpozen in totdat dit wiel niet meer slipt,
waarmee de tractie op het laagste wiel wordt
vergroot.
WAARSCHUWING: gebruik altijd zowel de
veiligheidsgordel als de omkiepbeveiliging.
Waarschuwingssysteem—Als een waarschuwings-
lampje tijdens het gebruik van de machine gaat
branden, dient u de machine onmiddellijk te stoppen
en het probleem te verhelpen voordat u de machine
verder gebruikt. Indien een defecte machine wordt
gebruikt, kan deze ernstig worden beschadigd.
Maaien—Start de motor en zet de gashendel op
FAST/SNEL zodat de motor op maximale snelheid
draait. Zet de schakelaar voor ENABLE/DISABLE
(inschakelen/uitschakelen) op ENABLE
(inschakelen) en gebruik de bedieningshendel voor
LOWER MOW/RAISE (Neerlaten Maaien/Ophalen)
om de maai-eenheden te besturen (de voorste maai-
eenheden zijn zodanig afgesteld dat ze eerder
worden neergelaten dan de achterste maaieenheden).
Om voorwaarts te rijden en gras te maaien, trapt u de
tractiepedaal in voorwaartse richting in.
Transport—Zet de schakelaar ENABLE/DISABLE
(inschakelen/uitschakelen) op DISABLE
(uitschakelen) en haal de maai-eenheden op in de
transportpositie. Ga voorzichtig te werk wanneer u
tussen obstakels door rijdt, zodat u niet per ongeluk
de machine of de maai-eenheden beschadigd. Ben
extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt op
hellingen. Rijd langzaam en vermijd het maken van
scherpe bochten, om omkiepen te voorkomen. De
maai-eenheden dienen neergelaten te zijn tijdens het
afdalen, om beter in balans te kunnen blijven tijdens
het sturen.
23