4.5
De Qc2103™ bedienen en
instellen
4.5.1
Starten
– Schakel de batterijschakelaar in, indien van
toepassing.
– Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
– Draai de startschakelaar S20 naar positie I (AAN)
om de Qc2103™ controller in te schakelen.
– Selecteer de gewenste werkingsmodus op de
Qc2103™ controller (zie hoofdstuk "Werkmodi"
op pagina 51 voor de mogelijke opties).
– Om de generator op te starten in de manuele
modus:
•
Druk op de knop MAN op de Qc2103™
controller om de manuele modus te activeren.
•
Gebruik de START-knop om de generator te
starten.
•
Laat de generator opstarten tot de spanning en
frequentie OK zijn (
Hz/V ok
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
– Om de generator op te starten in de automatische
modus:
•
Druk op de knop AUTO op de Qc2103™
controller om de automatische modus te
activeren.
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
•
Selecteer de gewenste toepassingsmodus (zie
hoofdstuk "Toepassingsmodi" op pagina 61
voor de mogelijke toepassingen).
•
De generator start automatisch op afhankelijk
van de gekozen applicatie:
In de Eiland-modus start de generator
automatisch bij een startcommando (bijv. een
startsignaal op afstand of een ingestelde
timer).
In de AMF-modus start de generator
automatisch en schakelt hij over naar
generatortoevoer bij een netstoring, na een
instelbare wachttijd.
In
generator
startcommando wordt ontvangen (bijv. een
startsignaal op afstand of een ingestelde time)
en schakelt hij over naar generatortoevoer.
brandt).
de
Lastovername-modus,
start
automatisch
wanneer
- 53 -
4.5.2
Tijdens de werking
Voer regelmatig de volgende controles uit:
– Controleer op de controller of alle displaywaarden
normaal zijn.
Vermijd dat de motor zonder
!
brandstof valt. Mocht dit toch
gebeuren, dan kan voorinspuiten
het starten versnellen.
– Controleer of er geen olie-, brandstof- of
de
koelvloeistoflekken zijn.
een
Vermijd lange perioden met lage
!
belasting (< 30%). Dit kan leiden tot
vermogensverlies
olieverbruik van de motor. Zie
'Lage belastingen voorkomen'.
– Controleer of het voltage tussen de fasen identiek
is en of de nominale stroom niet wordt
overschreden.
– Indien er éénfasige belastingen aangesloten zijn
aan de uitgangsklemmen van de generator, zorg er
dan voor dat de belastingen gelijkmatig verdeeld
zijn.
– Als stroomonderbrekers tijdens de werking
worden geactiveerd, schakel dan de belasting uit
en stop de generator. Controleer en verlaag, indien
nodig, de belasting.
Tijdens de werking mogen de
!
deuren van de generator slechts
kortstondig geopend blijven om bv.
routinecontroles uit te voeren.
en
hoger