6
Bedrijf
6.1
Vóór het inschakelen
6.2
Pomp inschakelen
Gebruik met frequentieom-
vormer
Hoeveelheid spergas
instellen
S
· p · A
th
S
Q
=
S
p
0
Smeermiddelniveau bij zowel de beide kijkglazen als in de oliesmeerpot controleren.
Afsluiters aan de drukzijde zodanig instellen dat zij vóór of gelijktijdig met de pomp-
start worden geopend.
Pomp door middel van passende maatregelen (bijv. stoffilter) vóór het aanzuigen van
verontreinigingen voldoende beschermen, indien nodig het smeermiddel regelmatig
controleren of met kortere tussenpozen verversen.
Pomp controleren op zichtbare beschadigingen en alleen in bedrijf nemen als hij naar
behoren functioneert.
Zorg ervoor dat de zuigruimte geen vreemde deeltjes bevat.
Hete oppervlakken!
Gevaar voor verbranding bij het aanraken van hete onderdelen. Afhankelijk van de be-
drijfs- en omgevingsomstandigheden kan de oppervlaktetemperatuur van de pomp
stijgen tot boven de 100 °C.
Zorg eventueel voor een geschikte contactbeveiliging.
De rootspomp tegelijk met de voorpomp of na de voorpomp inschakelen;
– na het uitvallen van de voorvacuümpomp de rootspomp onmiddellijk uitschakelen.
Bij het begin van de afvoer in het hogedrukbereik is de overloopklep geopend. Het be-
schermt de pomp tegen thermische overbelasting. Bij een drukverschil van minder dan
18 hPa tussen de zuig- en perszijde sluit de overloopklep.
Bij de uitvoering zonder overloopklep kan het toerental van de pomp toerentalafhankelijk
worden aangestuurd om de pomp tegen thermische overbelasting te beschermen.
Het toegestane toerentalbereik van de pomp (1200 min
worden gerespecteerd aangezien de lagers anders onvoldoende worden gesmeerd. Met
het oog op de veiligheid moet er bij gebruik van de pomp met een toerental van minder
-1
dan 1200 min
, gedurende een tijdsperiode van 5 minuten, een alarm in werking worden
gesteld en de pomp worden uitgeschakeld.
Zoals de ervaring leert ligt de toegevoegde hoeveelheid spergas afhankelijk van de
werkdruk tussen 1% (bij hoge werkdruk) tot 8% (bij lage werkdruk) van het effectieve
zuigvermogen. Door de ingestelde hoeveelheid spergas worden het effectieve zuigver-
mogen en de haalbare einddruk beïnvloed.
Gasfles 325 openen.
Bij drukregelaar 324 een druk van max. 2500 hPa instellen.
Bij doseerventiel 315 de gewenste hoeveelheid spergas bij de debietmeter instellen.
Formule voor het berekenen van het spergasdebiet
Q
=
spergasdebiet bij standaardvoorwaarden [Nm
S
p = Aanzuigdruk [hPa]
p
=
Omgevingsdruk bij standaardvoorwaarden [hPa]
0
∆p = Drukverschil max. [hPa]
p
=
Voorvacuümdruk [hPa]
V
Spergasaandeel van het werkgasdebiet (0,01 A
A
=
S
S
=
nominaal zuigvermogen van de rootspomp [m
th
VOORZICHTIG
-1
< n < 2250 min
3
/h]
0,08)
S
3
/h]
Bedrijf
-1
) moet echter
19