5
Installatie
5.1
Pomp opstellen
kg
Installatievoorwaar-
den
5.2
Vullen met smeermiddel
Verlies van stabiliteit!
Gevaar voor letsel door het omkantelen van de pomp in de richting van de motor zolang
de pomp niet op de installatieplaats is verankerd.
Pomp aan de motorzijde met een geschikt hijsmaterieel vastmaken.
Veiligheidsschoenen met teenbescherming conform EN 347 dragen.
Bij het opstellen van de pomp dient men zich aan de volgende voorwaarden te houden:
De pomp altijd loodrecht op een stevige, egale ondergrond opstellen.
– Draagvermogen van de bodem op de installatieplaats controleren.
– De vacuümflens dient als referentieoppervlak te worden gebruikt.
– Voor bevestiging op de installatieplaats is in elke voet een boorgat aangebracht. Bij
het vastschroeven de pomp niet vervormen.
Bij inbouw in een gesloten huis zorgen voor voldoende luchtcirculatie.
– De pomp zodanig inbouwen, dat beide kijkglazen zichtbaar en vrij toegankelijk zijn
voor controle en onderhoud.
– De pomp zodanig inbouwen, dat de spanning- en frequentiegegevens op het mo-
tortypeplaatje zichtbaar zijn.
Bij stationaire inbouw de pomp verankeren op de installatieplaats.
Vóór de eerste inbedrijfstelling vullen met smeermiddel (zie p. 11, 5.2).
– Hoeveelheid en type volgens typeplaatje
De vacuümpomp moet onder de volgende omgevingsomstandigheden worden geïnstal-
leerd en gebruikt:
Installatieplaats
Omgevingstemperatuur
Relatieve luchtvochtigheid
Opstellingshoogte
Netspanning
Bij elke vacuümpomp wordt het smeermiddeltype en de te vullen hoeveelheid vermeld
op het typeplaatje van de pomp. Over het algemeen kan later alleen het bij de eerste
montage gebruikte smeermiddel worden gebruikt.
Toegestane bedrijfsvloeistoffen
● P3 (Standaard bedrijfsvloeistof)
● D1 voor speciale toepassingen (zoals bijv. hogere bedrijfstemperaturen)
– Einddruk bij gassoort afhankelijke meting: < 5·10
VOORZICHTIG
Binnen, maar beschermen tegen stofafzetting
Buiten, maar beschermen tegen directe weersinvloeden
+5 °C tot +40 °C
max. 85 %
max. 2000 m N.N., bij opstellingshoogten > 1000 m N.N. en bij 40 °C
omgevingstemperatuur daalt het nominale vermogen van de motor
met ca. 10 %
volgens de gegevens op het motortypeplaatje
Installatie
-2
hPa
11