7. Bediening
Controles voor u begint te zagen
7.1
■ De voorbereidingen op de bouwplaats zijn getroffen
(ondersteuningen, voorzieningen voor het verzame-
len van het water etc.).
■ Het aggregaat staat buiten de gevarenzone. Gevaren-
zones voor en achter het te zagen component zijn bevei-
ligd en afgesloten, er bevinden zich geen personen in
de gevarenzone.
■ Stroom en water zijn aangesloten. De stroomvoor-
ziening is van een aarding en een FI-foutstroomvei-
ligheidsschakelaar voorzien. Druk van het water bin-
nen de toegestane waarden.
■ De railvoeten en de rails zijn correct afgesteld en
bevestigd, alle schroeven en moeren zijn stevig aan-
gezet.
■ De zaagkop moet correct op de geleideslede gemon-
teerd (spelingvrij) zijn en de excenterrollen moeten
vast staan.
■ De hydraulische en waterslangen zijn gelegd, correct
aangesloten en vergrendeld.
■ Het zaagblad moet in de juiste draairichting gemon-
teerd zijn en de centrale schroef van de zaagbladflens
(of de 6 verzonken schroeven M10) is/zijn stevig aan-
gedraaid.
■ De zaagbladafscherming en de eindstops moeten
gemonteerd zijn.
■ Afstandsbediening, netkabel en waterslang zijn aan-
gesloten.
■ Aan het aggregaat en aan de afstandsbediening zijn
de noodstopknoppen ontgrendeld (uitgetrokken).
■ Alle bedieningsknoppen op de afstandsbediening en
van het aggregaat moeten op "uit"-pos. I of "neutraal/0"
staan.
■ De operator moet de afstandsbediening omhangen.
■ De veiligheidsmaatregelen moeten in acht genomen
worden.
36