Het is ook belangrijk dat het laadstation niet in de
dwarsrichting gebogen wordt. Anders kan de
robotmaaier problemen hebben bij het dokken.
Max +/- 2 cm / 0.06 ft
Let op: Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond
zodat de robotmaaier onder optimale omstandigheden
kan dokken. Het is essentieel dat de laadplaat in geen
enkele richting gebogen is of schuin loopt.
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een
werkgebied met een steile helling, moet het laadstation
onder aan de helling worden geplaatst. Dat maakt het
eenvoudiger voor de robotmaaier om de
begeleidingsdraad naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te
leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden
geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het
eiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in
Grenzen binnen het werkgebied op pagina 17 .
367 - 004 - 16.02.2018
Let op: Een correcte plaatsing van het laadstation en de
begeleidingsdraad is belangrijk om de robotmaaier goed
te laten dokken. Lees meer in
richting het laadstation leggen op pagina 19 en in De
begeleidingsdraad installeren op pagina 20 .
3.3.2 Voeding aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de voeding
rekening met de volgende punten:
•
Dicht bij het laadstation
•
Bescherming tegen regen
•
Bescherming tegen direct zonlicht
De voeding moet worden geplaatst op een goed
geventileerde locatie en onder een afdak. Wanneer de
voeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten,
moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik
buitenshuis. We raden u aan om een aardlekschakelaar
(RCD) te gebruiken bij het aansluiten van de voeding op
het stopcontact.
WAARSCHUWING: Van toepassing voor USA/
Canada. Als de voedingseenheid buiten is
opgesteld: Risico van elektrische schok. Alleen
aansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact
(RCD), klasse A, dat voorzien is van een
behuizing die waterdicht is, ongeacht of de kap
van de aansluitstekker is geplaatst.
Onderdelen van de voeding mogen niet worden
gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden
ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een
lengte van 3 m, 10 m of 20 m zijn beschikbaar als
optionele accessoires.
De begrenzingsdraad
Installatie - 13