Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instelling Van De Kaarten - Navman TRACKER 5500 Bedienings- En Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

13-2 Instelling van de kaarten

Rotatie
Keuzemogelijkheden voor kaartrotatie zijn:
Noord boven: Noord is altijd bovenaan het
kaartbeeldscherm.
Traject boven: De kaart is zo geroteerd dat de
vaarrichting bovenaan het scherm ligt. Deze optie
is handig wanneer u smalle havens of rivieren
bevaart. De TRACKER vraagt naar een
koersafwijking; dit is hoeveel de richting van de boot
dient te veranderen voor een aangepaste kaart.
Tip: Als de kaart te vaak aangepast
dient te worden dient u de instelling van de
koersafwijking aan te passen.
Koers boven: Deze optie is alleen beschikbaar
wanneer de boot naar een bestemming navigeert.
De kaart wordt zo gedraaid dat de geplotte koers
naar de bestemming verticaal loopt.
Geprojecteerde koers
De TRACKER kan de koers na een bepaalde tijd
schatten, gebasseert op de huidige snelheid en de
werkelijke richting (zie sectie 3-4). U kunt kiezen uit 2
minuten, 10 minuten, 30 minuten, 1 uur, 2 uren en Uit.
CDI Schaal
De CDI schaal wordt beschreven in Appendix C, CDI.
U kunt kiezen uit 0.05, 0.1, 0.2, 0.5, 1.0, 2.0, 4.0 en
10.0 afstandseenheden.
Plottermodus
Soms is het wenselijk om een kaartschaal te
gebruiken die niet op een kaartbestand voorkomt.
Voorbeelden zijn:
inzoomen naar een hele kleine schaal om hele
kleine vaarbeweging waar te nemen.
als er geen gedetailleerde kaart is voor een
gebied, bijv. bij een oceaanoversteek.
Als de plotter modus Aan is, dan zal de kaart inzoomen
naar een schaal die niet beschikbaar is en de TRACKER
zal overgaan op plottermodus en alleen de positie van
de boot en het traject weergeven (als de TRACKER aan
staat). Kaart informatie wordt niet langer weergegeven
en het beeldscherm is wit met zwarte kruisarcering.
Voor normaal gebruik schakelt u Plotter modus Uit.
Kaartnulpunt en map shift (Verschuiving
kaartpositie)
Posities die van satellieten worden afgeleid zijn
gebaseerd op een wereldwijde referentie (datum)
WGS84 genaamd. De meeste papieren landkaarten zijn
gebaseerd op WGS84. Sommige papieren landkaarten
zijn echter niet op WGS84 gebaseerd, wat resulteert in
een afwijking tussen een positie op de TRACKER en
dezelfde positie op een papieren landkaart.
Om de TRACKERs posities overeen te doen komen
met een locale, niet op WGS84 gebaseerde kaart:
NAVMAN
TRACKER 5100/5100i/5500/5500i Installations- und Bedienungs-Handbuch
Kiest u of een Kaartdatum en kiest u de datum
voor de locale kaart. Zie Appendix A voor een
lijst van beschikbare datums. WGS84 is de
standaarddatum, en de meest gebruikte datum
voor papieren landkaarten).
Of, als het correcte nulpunt niet beschikbaar is,
behoudt u de WGS datum en past u een Verschuiving
kaartpositie (map shift) toe (zie onderstaand).
Map shift
Een map shift is een correctie die wordt toegepast
op TRACKER posities zodat ze overeenkomen met
kaartposities.
Waarschuwing: Map shifts (Verschuivingen
kaartposities) zijn bedoeld om kleine afwijkingen
ongedaan te maken. Het dient niet te worden
gebruikt als het correcte nulpunt beschikbaar is.
Wees voorzichtig als u de Verschuiving
kaartpositiefunctie gebruikt: foute toepassing
veroorzaakt incorrecte bootposities.
Verschuiving kaartpositie (map shift) instellen
1
Beweeg de boot naar een bekende positie op de
kaart, bijvoorbeeld een ligplaats in een haven.
2
In het Kaartinstellingsmenu kiest u Verschuiving
kaartpositie.
3
Beweeg de cursor naar de positie op de kaart
waar de boot zich in werkelijkheid bevindt.
4
Druk op ENT om de Verschuiving kaartpositie
(map shift) door te voeren. De boot zal nu
weergegeven worden op haar werkelijke positie.
Verschuiving kaartpositie wissen
Het wissen van de verschuiving kaartpositie verwijderd
alle mapshifts van de TRACKERs posities.
1
In het Kaartinstellingsmenu, kiest u Verschuiving
kaartpositie.
2
Druk op MENU en kies Wissen.
Waypoints
Beheert hoe waypoints op de kaart worden
weergegeven. De mogelijkheden zijn:
Verberg al: Waypoints worden niet weergegeven.
Toon alles: Alle waypoint worden weergegeven.
Gekozen: Waypoints worden weergegeven
met, al naar gelang gemaakte keuze, een
icoon of I+N (Icoon + Naam) (zie sectie 9).
Mogelijkheden kaartbeeldscherm
Andere instellingen maken een scala aan
verschillende kaartweergavefuncties mogelijk.
Configureer het voor u handigste beeldscherm. NB:
Dieptelijnen en peilingen
Kaarten
bevatten
dieptecontourdata. Deze kunnen selectief worden
weergegeven door de Dieptelijnen en Peilingenfunctie
aan te zetten en vervolgens het bereik te kiezen,
middels Dieptelijnen en Peilingen Min en Max.
veel
peilpunten
en
65

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tracker 5500iTracker 5100Tracker 5100i

Inhoudsopgave