Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Slotniveaus
Slotniveaus worden toegepast om de toegang van de patiënt tot bepaalde
programmerings- en bedieningsfuncties te beperken. In de tabel op de volgende
pagina staan de functies die werkzaam zijn op slotniveau 0 (LL0), niveau 1
(LL1) en niveau 2 (LL2). Wanneer een functie werkzaam is, klinkt een pieptoon
wanneer op de betreffende toets wordt gedrukt. Wanneer een functie niet
toegankelijk is, reageert de pomp niet en klinkt er geen pieptoon als op de toets
wordt gedrukt. In hoofdstuk 2, Instellen en programmeren van de pomp, wordt
beschreven hoe een slotniveau kan worden gewijzigd.
Autoslot
Autoslot is één van de opties. Hiermee verandert het slotniveau automatisch
van LL0 naar LL1 of LL2 als de pomp gestart wordt (in plaats van u te vragen
om handmatig het slotniveau te veranderen voordat u de pomp aan de patiënt
geeft). Zie hoofdstuk 4 voor verdere informatie over het gebruik van autoslot.
Veiligheidscodes
De volgende veiligheidscodes zijn door de fabrikant ingesteld voor gebruik
door de arts:
• Met de Slotniveaucode, 061 (de eerste twee cijfers van het modelnummer
van de pomp) kunt u het slotniveau van de pomp wijzigen.
• Met de Toegangscode 071 (Slotniveaucode + 10) kunt u de toedienmodus
veranderen en toegang krijgen tot Communicatie.
• Met de code voor de klinische bolus, 997, kunt u een door de arts geacti-
veerde bolus toedienen. (Zie hoofdstuk 3.)
• De Biomed Toolbox code, 161 (Slotniveaucode + 100), geeft toegang tot
de Biomed Toolbox. (Zie hoofdstuk 5.)
WAARSCHUWING: De veiligheidscodes van de pomp en andere informatie
waardoor de patiënt toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties
zou krijgen, mogen niet aan de patiënt kenbaar worden gemaakt. Onjuiste
programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
12