7. Maak de omgeving van de bougie schoon om te
voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat
beschadiging kan veroorzaken.
8. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen
(Figuur 28).
Bougie controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Figuur 29).
Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor
naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt
meestal op een vuil luchtfilter.
Figuur 29
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Belangrijk: Bougie nooit schoonmaken.
Bougie altijd vervangen bij zwarte laag op de
bougie, versleten elektroden, vettige laag op de
bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode
en de massa-elektrode (Figuur 29) en verbuig de
massa-elektrode als de afstand niet correct is.
Bougie monteren
1. Monteer de bougie en de metalen afdichtring.
Controleer of de elektrodenafstand correct is.
2. Draai de bougie vast met een torsie van 20,4 Nm.
3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 28).
4. Sluit de motorkap.
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
Onderhoud
brandstofsysteem
Brandstof aftappen uit de
brandstoftank
Maak de brandstoftank leeg als u de machine langer dan
30 dagen niet gebruikt.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
• Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat
dat benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine zo dat de linkervoorkant iets
lager staat dan de rechterkant, zodat alle olie uit de
tank kan lopen.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Open de motorkap.
7. Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar toe
en schuif de slangklem over de brandstofslang in de
richting van de brandstoftank (Figuur 30).
26