Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Secundaire zijde vullen en ontluchten
5. Installatiedruk controleren, eventueel water bijvul-
len.
Minimale installatiedruk: 0,8 bar (80 kPa)
Toegel. werkingsdruk: 6 bar (0,6 MPa)
Expansievat en druk van het primair/secundair circuit controleren
Ontwerpinstructies in acht nemen.
Bedieningshandleiding warmtepomp
Controleren of alle elektrische aansluitingen goed vastzitten
Installatie in bedrijf stellen
De inbedrijfstelling gebeurt in 3 stappen:
1. Configuratie van de installatie
2. Configuratie van de modus
3. Bedrijfsparameters aanpassen
De parameters en de configuratie van systeemcontrol-
lers moeten individueel naar behoefte worden aange-
past (zie volgende hoofdstuk en servicehandlei-
ding "Warmtepompregeling Vitotronic PLC, type 2.0").
Configuratieverloop
Servicehandleiding "Vitotronic PLC, type 2.0"
66
(vervolg)
Opmerking
Type en omvang van de parameters hangen af van het
type warmtepomp en van de gekozen installatieconfi-
guratie.
Aanwijzingen in de afzonderlijke servicehandleiding
warmtepompregeling Vitotronic PLC, type 2.0 naleven,
anders is er geen recht op garantie.
Opmerking
De inbedrijfstelling mag enkel door vakkundig geïnstru-
eerd en opgeleid personeel worden uitgevoerd.