Elektrisch aansluiten
Elektrische kabels naar de aansluitruimte van de warmtepomp leggen
Gevaar
Beschadigde kabelisolatie kan tot letsels en
schade aan het toestel leiden.
Kabels zo leggen dat ze niet tegen sterk warm-
tegeleidende, vibrerende of scherpe onderdelen
liggen.
Gevaar
Ondeskundig uitgevoerde bedradingen kunnen
tot gevaarlijk letsel door elektrische stroom en
tot schade aan het toestel leiden.
■
Laagspanningskabels < 50 V en kabels
> 50 V/230 V~/400 V~ gescheiden van elkaar
leggen.
Kabels pas vlak voor de aansluitklemmen zo
■
kort mogelijk afstrippen en dicht tegen de bij-
behorende klemmen bundelen.
■
Kabels met kabelbinders/trekontlastingen
vastzetten.
Dat garandeert dat bij een storing (bijvoorbeeld
bij het losraken van een ader), de aders niet
tegen de ernaast liggende spanningvoerende
delen aankomen.
Afb. 29
1. Laagspanningskabels door opening "< 50 V" naar
de aansluitruimte van de warmtepomp voeren.
2. 230V-kabels door opening "230 V~" naar de aan-
sluitruimte van de warmtepomp leiden.
230V-kabels met kabelbinders vastzetten.
Opmerking
Laagspanningskabels en 230 V-kabels zo ver
mogelijk van elkaar verwijderd leggen.
Om elektrische aansluitkabels (door installateur) te
leggen, de positie van de leidingdoorvoering in het toe-
stel op de achterplaat in acht nemen (zie pagina 33).
400 V~
230 V~
<50 V
3. Netaansluitkabel voor compressor door ope-
ning "400 V~" naar de aansluitruimte van de warm-
tepomp leiden.
Netaansluitkabel altijd met trekontlasting beveili-
gen.
Opmerking
Door de installateur te voorziene trekontlastingen
zijn vereist, aangezien de wandafstand ≥ 80 mm is.
Netaansluiting zie vanaf pagina 52.
Montageverloop, warmtepomp
37