30
Kwaliteit voor professionals
6.12 Gebruik op het veld
Wanneer u begint met zaaien, ga dan als volgt te werk:
Start uw trekker.
Schakel de computer in met de „On/Off"-toets.
MDP/ MDD: Start de blazer/strooischijf met de toets „Blazer/Strooischijf".
MDG/MDP/MDD/MDC: Om het zaaigoedtransport te starten, drukt u nu op de
toets „Zaaias" om de transmissiemotor te starten.
OPMERKING: Het volgende punt vervalt als u met een hefsensor (7-polige stekker,
hefsensor) werkt.
Terwijl u op de wendakker keert, drukt u alleen op de toets „Zaaias". De groene
led dooft. Om opnieuw te starten, drukt u op de toets „Zaaias".
Bij het beëindigen van de werkzaamheden schakelt u eerst de zaaias uit,
daarna de blazer/strooischijf en tot slot de gehele computer met de „On/Off"-
toets.
De volgende punten moeten bij het werken op het veld met een MDP in acht
worden genomen:
Blazer moet op het veld altijd zijn ingeschakeld
Benodigde zaaihoeveelheid controleren
Controleer dezelfde breedteverdeling (afstand) van de strooidoppen
Controleer de hoogte van de strooidoppen: afstand tot de grond circa 40 cm
Hoek van de strooidoppen: bevestigingsplaat voor strooidoppen circa 90°
(haaks) ten opzichte van de grond gemonteerd
Slangen moeten onder een kleine hoek naar beneden resp. horizontaal ten
opzichte van het werktuig worden gelegd
Tankdeksel moet goed gesloten zijn
Zaaidiepte van het zaaigoed controleren
De volgende punten moeten bij het werken op het veld met een MDD in acht
worden genomen:
Strooischijf moet op het veld altijd zijn ingeschakeld
Benodigde zaaihoeveelheid controleren
Werkhoogte van 1,5 m in acht nemen (uitvoerhoogte van de strooischijf)
De volgende punten moeten bij het werken op het veld met een MDG resp. MDC
in acht worden genomen:
Benodigde zaaihoeveelheid controleren
Zaaidiepte van het zaaigoed controleren