3.4
TEMPERATUURINSTELLING
De binnentemperatuur wordt geregeld via het bedieningsdisplay van de elektronische temperatuurregeling. Deze bevindt zich
in de besturingskast. De in de fabriek ingestelde waarde kan worden weergegeven door op de SET-toets te drukken. De
gewenste temperatuur kan door het ingedrukt houden van de SET-toets en tegelijkertijd ingedrukt houden van de OMHOOG-
toets voor hogere temperatuur / niveaus resp. de OMLAAG-toets voor lagere temperatuur / niveaus worden ingesteld. De
exacte toetsindeling vindt u in
AANWIJZING
De in de fabriek ingestelde waarde kan worden weergegeven door op de SET-toets te drukken. Dit is
overeenkomstig ingesteld op de apparatuur, een afstelling mag alleen door geautoriseerd vakpersoneel worden
uitgevoerd!
Na het wijzigen van de temperatuurinstellingen duurt het even voordat de gewenste temperatuur in de apparatuur bereikt is
en zich stabiliseert (controleer de ingestelde temperatuur met een geschikt testapparaat). De temperatuurinstelling moet bij de
installatie door de leverancier of vakhandel worden uitgevoerd. Let bij het selecteren van de binnentemperatuur op de
omgevingsomstandigheden.
Aanwijzing voor koelgebied:
Een groot temperatuurverschil tussen binnen- en buitentemperatuur in combinatie met een hoge luchtvochtigheid kan leiden
tot sterke ijsvorming en condensaat aan componenten die koelmiddel geleiden. Dit vermindert het koelvermogen en verhindert
de correcte werking van de automatische ontdooiing.
VOORZICHTIG
Wijzigingen aan de temperatuurinstelling kunnen leiden tot bederf van de ingebrachte levensmiddelen.
De temperatuur werd voor elk apparaat volgens vooraf vastgelegde technische eisen in de fabriek zo ingesteld, dat
een optimale bewaring van levensmiddelen gegarandeerd is. Deze temperatuurinstelling kan afhankelijk van de
ingebrachte levensmiddelen worden gewijzigd om te voorkomen dat er voedselafval ontstaat door een verkeerde
instelling van de koeltemperatuur.
3.4.1 SENSORAFSTELLING
Bij elke nieuwe installatie en inbedrijfstelling van een apparaat is een sensorafstelling pas na het bereiken van de gewenste
temperatuur mogelijk. Het bereiken van deze temperatuur kan enige tijd duren.
AANWIJZING
De temperatuurregelaar is correct ingesteld en gereed voor gebruik. Controleer na de installatie de parameter H11
(kalibratie sensor retourlucht). De kalibratie mag alleen door geautoriseerd vakpersoneel volgens de voor de
apparatuur geldende programmeerhandleiding worden uitgevoerd.
hoofdstuk 3.2
en
hoofdstuk
Technische wijzigingen voorbehouden / Geldig vanaf. januari 2023
3.3.
43