8.4.2
Starten
1.
Steek de sleutel in het contactslot.
2.
Draai de sleutel naar positie C en wacht 5 seconden. Deze 5 seconden zijn nodig om een
brandstoftoevoerdruk in het brandstofsysteem op te bouwen.
3.
Draai de sleutel naar positie D en houd de sleutel in deze stand totdat de motor is gestart.
4.
Laat de sleutel los; deze gaat terug naar positie C.
8.5
De machine uitschakelen
1.
Zorg ervoor dat de hefarm in de laagste stand staat.
2.
Zorg ervoor dat het aanbouwdeel, indien geïnstalleerd, in de laagst mogelijke stand staat.
3.
Controleer of de machine niet beweegt.
4.
Zet de rijrichtingschakelaar in de neutrale stand.
5.
Activeer de parkeerrem.
6.
Draai de contactsleutel van positie B naar positie A. Raadpleeg Starten op pagina 49.
8.6
Met de machine rijden
RT100-2 - R1912
Druk nooit het gaspedaal of het rempedaal in wanneer u start. Hierdoor
raakt de motor beschadigd.
•
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van alle gevaren en van de
bedieningsinstructies van de machine voordat u gaat rijden.
•
Zorg ervoor dat u bekend bent met de bedieningsapparatuur van de
machine.
•
Raadpleeg Openbare weg op pagina 34 en Terrein op pagina 36 voor de
regels met betrekking tot het rijden op de weg en op werkvlakken.
•
Binnen de stoel is een schakelaar aanwezig die detecteert of er een
bestuurder op de stoel zit. De machine gaat alleen rijden wanneer er een
bestuurder op de bestuurdersstoel zit.
Wiellader
Werking 49