D
Geen beeld
Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven op de monitor om
te controleren of de foto is opgenomen. Het geluid dat de spiegel in de stand
voor het uit de hand fotograferen maakt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt of wanneer op de knop B wordt gedrukt, kan worden verward met
het geluid van de sluiter; en als enkelvoudige AF wordt gebruikt, wordt alleen
een foto genomen als de camera kan scherpstellen.
D
Fotograferen in de stand voor livebeeld
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of vertekeningen
zichtbaar zijn in de monitor onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of
natrium, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge
x
snelheid door het beeld beweegt. Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken
in de monitor wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen ook heldere vlekken
verschijnen. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het
maken van foto's in de stand voor livebeeld. Wanneer u deze voorzorgsmaatregel niet
in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het interne circuit van de camera.
De livebeeldopname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
De stand voor livebeeld kan maximaal een uur worden
gebruikt. Als de camera echter gedurende langere
perioden in de stand voor livebeeld wordt gebruikt, kan
deze voelbaar warm worden en kan de interne
temperatuur toenemen. Dit kan leiden tot ruis en
afwijkende kleuren. Voordat de camera oververhit raakt,
wordt de livebeeldopname automatisch beëindigd om
schade aan de interne schakelingen te voorkomen. Dertig seconden voordat de opname
eindigt, wordt de tijd afgeteld op de monitor. Bij hoge omgevingstemperaturen wordt
deze teller soms direct weergegeven nadat de stand voor livebeeld is geselecteerd.
Op het moment dat livebeeld wordt ingeschakeld, toont de camera in livebeeld
de huidig gekozen instellingen voor sluitertijd en diafragma. De belichting
wordt opnieuw gemeten wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
U kunt de lichtmeting niet wijzigen tijdens livebeeld. Kies een lichtmeetmethode
voordat u livebeeld start. U vermindert onscherpte in de statiefstand door Aan
te kiezen voor persoonlijke instelling d10 (Spiegelvoorontspanning, 0 278).
A
Belichtingscorrectie
In de standen P, S en A kan de belichtingscorrectie met ±5 LW worden aangepast
in stappen van
54
1
/
LW (0 118).
3
AUTO
NORM
[
[
1 2 0 m 0 0 s
1 2 0
2 0 m m 0 0 s
A
A
27s
]
]
0 0 s