De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen –5
LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van
Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een
negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
–1 LW
Bij andere waarden dan ±0,0 knippert 0 in het
midden van de belichtingsaanduidingen en
wordt pictogram E weergegeven in het lcd-
venster en in de zoeker, nadat u de knop E heeft
losgelaten. De huidige waarde voor
belichtingscorrectie kan worden gecontroleerd
in de belichtingsaanduiding door op de knop E
te drukken.
De normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie
in te stellen op ±0,0. De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan
gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A
Het gebruik van een flitser
Bij het gebruik van een flitser beïnvloedt belichtingscorrectie zowel de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
A
Zie ook
Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor belichtingscorrectie, zie
persoonlijke instelling b3 (Stapgrootte belichtingscorr., 0 270). Zie
persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie, 0 271) voor informatie
over het aanpassen van de belichtingscorrectie zonder op de knop E te drukken.
Voor informatie over het automatisch afwisselen van de belichting, witbalans of
actieve D-Lightning, zie pagina 120.
Geen
belichtingscorrectie
1
/
LW.
3
+1 LW
119
Z